Spring naar inhoud

Nadere toelichting op de geconsolideerde jaarrekening

1. Significante aangelegenheden en gebeurtenissen in 2021

COVID-19-pandemie

Als Europees energie infrastructuurbedrijf heeft Gasunie de gevolgen van de COVID-19-pandemie op de bedrijfsvoering en op de financiële positie continu bewaakt. De vennootschap heeft hierbij uiteenlopende scenario’s overwogen die gedurende 2021 telkens zijn geactualiseerd aan de hand van de meeste recente informatie en ontwikkelingen. Er zijn aanvullende maatregelen genomen om de operationele bedrijfsvoering, waaronder onder meer de continuïteit van het gastransport en de gasopslag, veilig en betrouwbaar te kunnen blijven uitvoeren.

De financiële resultaten over 2021 en de balanspositie ultimo 2021 zijn niet significant nadelig beïnvloed door de pandemie. Er zijn geen belangrijke bedrijfsactiviteiten stopgezet en grote investeringsprojecten vonden – waar noodzakelijk met aanpassingen als gevolg van aangescherpte (veiligheids)richtlijnen – doorgang. Wel is de uitvoering van enkele belangrijke projecten vertraagd door de gevolgen van de pandemie.

De omzet en kosten van zowel de gereguleerde activiteiten als de niet-gereguleerde of van regulering vrijgestelde activiteiten wijken als gevolg van de pandemie niet substantieel af van het businessplan. Er hebben in 2021 geen aanpassingen plaatsgevonden in de verwerking van de verkoop-, inkoop- en leasecontracten. De bestaande contracten geven geen aanleiding tot het opnemen van additionele verplichtingen of voorzieningen in de balans.

De herfinancieringskalender is door de pandemie niet gewijzigd. Ook de liquiditeitspositie is goed, inclusief toegang tot de geld- en kapitaalmarkten. De vennootschap heeft geen beroep gedaan op de financiële noodmaatregelen die de overheden in Nederland en Duitsland hebben ingeroepen. De COVID-19-pandemie had geen belangrijke gevolgen voor de waardering van de handels- en overige vorderingen. Ook het dividendbeleid is niet gewijzigd.

De vennootschap heeft in het bijzonder onderzocht of de COVID-19-pandemie invloed heeft gehad op de transacties die worden verwerkt overeenkomstig de onderstaande verslaggevingsstandaarden:

  • Omzetverantwoording
  • Waardering van vaste activa
  • Financiële instrumenten
  • Leases
  • Voorzieningen
  • Belastingen

De vennootschap concludeert dat in 2021 – net als voor het boekjaar 2020 – de COVID-19-pandemie geen belangrijke gevolgen heeft gehad voor de toepassing van bovenstaande waarderingsgrondslagen. Voor het boekjaar 2022 verwacht de vennootschap eveneens geen belangrijke gevolgen voor de toepassing van bovenstaande waarderingsgrondslagen.

Ontwikkeling energiekosten

De vennootschap zag zich in 2021 geconfronteerd met sterk toenemende kosten voor de inkoop van gas en elektriciteit ten behoeve van eigen gebruik voor het gastransport, balanceeracties in het gastransportnetwerk en de interne en externe productie van stikstof voor de kwaliteitsconversie. De prijzen van gas en elektriciteit kenden een bijzonder grillig verloop, met name in de tweede helft van het boekjaar. Van de totale toename in de energiekosten in 2021 is een bedrag van ongeveer € 80 miljoen tot € 85 het gevolg van hogere prijzen voor energie. Onder de huidige regulering in Nederland en Duitsland geldt dat de kosten die samenhangen met prijsontwikkeling van de energiekosten gedeeltelijk worden nagecalculeerd en worden verrekend in de toekomstige tarieven.

Op 1 februari 2021 heeft de ACM het methodebesluit 2022-2026 voor groepsmaatschappij GTS gepubliceerd. Ten aanzien van de energiekosten van GTS wordt in het methodebesluit 2022-2026 geen nacalculatie op energieprijzen toegepast. De benadering van de ACM, waarbij het prijsrisico door GTS wordt gedragen, is naar de mening van GTS gebaseerd op een onjuist beeld van de energiekosten van GTS en de invloed die GTS hierop heeft en leidt tot onevenredige financiële risico’s voor de vennootschap. GTS heeft op 10 december 2021 een beroepsschrift ingediend bij het CBb tegen het methodebesluit 2022-2026, onder meer ten aanzien van het aspect van de energiekosten. Het is op de opmaakdatum van de jaarrekening 2021 nog niet bekend wanneer het CBb de ingestelde beroepen inhoudelijk behandelt.

Meer informatie over de gevolgen van de energieprijsontwikkeling op de waardering van het gastransportnetwerk is opgenomen in noot 4 ‘Onderzoek naar bijzondere waardeverminderingen’.

Dividenduitkering

De vennootschap heeft in 2021 € 262,3 miljoen (boekjaar 2020: € 288,4 miljoen) dividend uitgekeerd aan haar enige aandeelhouder, de Staat der Nederlanden. Het betrof de resultaatbestemming over het boekjaar 2020, overeenkomstig het besluit van de algemene vergadering van 29 maart 2021. Nadere informatie hierover is opgenomen in noot 44 ‘Onverdeeld resultaat’.

2. Bedrijfscombinaties en nieuwe entiteiten

In 2021 vonden geen bedrijfscombinaties plaats (2020: acquisitie ZEBRA gasleiding en de EHD-netten). Wel zijn in 2021 een aantal nieuwe entiteiten opgericht met als doel het verder vormgeven van de energietransitie. Deze nieuwe entiteiten richten zich onder andere op het ontwikkelen van CCS, warmte en waterstof activiteiten.

De oprichting van deze entiteiten had geen significante invloed op het geconsolideerde resultaat en de geconsolideerde kasstromen over 2021 of het geconsolideerde vermogen ultimo 2021 en is om die reden niet nader toegelicht in deze jaarrekening. De nieuw opgerichte entiteiten zijn opgenomen in noot 55 ‘Overzicht groepsmaatschappijen en deelnemingen’.

3. Financiële informatie per segment

De financiële informatie wordt gesegmenteerd naar de activiteiten van de vennootschap. De operationele segmenten weerspiegelen de managementstructuur. De vennootschap onderscheidt de volgende segmenten:

  • Gasunie Transport Services
    Dit segment beslaat het netbeheer in Nederland en is verantwoordelijk voor de aansturing van het gastransport, de ontwikkeling van het netwerk en de bijbehorende installaties en het bevorderen van de marktwerking.
     
  • Gasunie Deutschland
    Dit segment beslaat het netbeheer in Duitsland en is verantwoordelijk voor de aansturing van het gastransport, de ontwikkeling van het netwerk en de bijbehorende installaties en het bevorderen van de marktwerking.
     
  • Participations
    Dit segment richt zich op het ontwikkelen van projecten ten behoeve van de energietransitie, het optimaal benutten van de bestaande deelnemingen en het faciliteren van de komst van nieuwe gasstromen naar Noordwest-Europa via LNG-aanvoer en lange afstandspijpleidingen. Onder dit segment vallen ook een aantal samenwerkingsverbanden voor pijpleidingen die het Gasunie-transportnet verbinden met buitenlandse markten.

De grondslagen voor de waardering en de resultaatbepaling van de segmenten zijn gelijk aan de grondslagen zoals gehanteerd bij het opstellen van deze geconsolideerde jaarrekening. De activa, opbrengsten en resultaten van een segment omvatten zowel posten die rechtstreeks tot dat segment behoren als posten die redelijkerwijs aan dat segment kunnen worden toegerekend. Omdat de financiering van de vennootschap overwegend op concernniveau plaatsvindt, vindt geen segmentering van de passiva plaats en wordt hierover daarom niet separaat gerapporteerd. Transacties tussen bedrijven die toebehoren aan de segmenten worden verricht tegen een zakelijke grondslag. In de financiële informatie per segment worden transacties tussen segmenten geëlimineerd.

Opbrengsten en resultaat per segment

De informatie over de opbrengsten en het resultaat per segment is als volgt:

In miljoenen euro's   Netto-omzet   Resultaat
  2021 2020 2021 2020
Segmenten        
- Gasunie Transport Services 965,6 945,7 260,1 651,7
- Gasunie Deutschland 298,8 310,9 138,5 166,8
- Participations 167,9 151,9 16,5 40,2
Inter-segment eliminatie -46,0 -36,3 - -
         
Segmententotaal 1.386,3 1.372,2 415,1 858,7
         
Saldo van niet-gealloceerde financiële baten en lasten en resultaat uit deelnemingen     4,8 -5,5
         
Resultaat vóór belastingen     419,9 853,2
         
Belastingen     -109,2 -253,5
         
Opbrengsten en resultaat na belastingen 1.386,3 1.372,2 310,7 599,7

Gedurende 2021 heeft het segment Gasunie Transport Services voor € 16,9 miljoen (2020: € 8,9 miljoen), het segment Gasunie Deutschland voor € 0,4 miljoen (2020: € 0,1 miljoen) en het segment Participations voor € 28,7 miljoen (2020: € 27,3 miljoen) aan inter-segment diensten geleverd.

Activa per segment

De informatie over de activa per segment is als volgt:

In miljoenen euro's   Activa
  31 dec. 2021 31 dec. 2020
Segmenten    
- Gasunie Transport Services 6.591,9 6.898,7
- Gasunie Deutschland 1.644,0 1.587,9
- Participations 1.641,3 1.389,4
     
Segmententotaal 9.877,2 9.876,0
     
Niet-gealloceerde activa 602,6 510,0
     
Totaal activa 10.479,8 10.386,0

Als gevolg van de splitsing van GTS B.V. is ultimo 2021 een bedrag van € 243,9 miljoen aan activa overgegaan van het segment Gasunie Transport Services naar het segment Participations. Nadere informatie over de splitsing van GTS B.V. is opgenomen in noot 38 ‘Financiële vaste activa’. Een nadere toelichting op de investeringen in de materiële vaste activa is opgenomen in noot 5 ‘Materiële vaste activa’.

De gealloceerde activa omvat de materiële vaste activa, de investeringen in joint ventures en geassocieerde deelnemingen en de investeringen in de overige deelnemingen. De niet-gealloceerde activa bestaan uit de uitgestelde belastingvorderingen en de vlottende activa.

De investeringen in en de afschrijvingen van materiële vaste activa en de andere belangrijke niet-geldelijke posten zijn als volgt:

In miljoenen euro's   Gasunie Transport Services Gasunie Deutschland Participations Segmenten totaal
           
Investeringen materiële vaste activa 2021 212,5 95,0 4,3 311,8
  2020 262,6 78,5 32,8 373,9
           
Afschrijvingen materiële vaste activa 2021 -265,8 -44,1 -37,5 -347,4
  2020 -241,8 -40,9 -35,7 -318,4
           
Andere belangrijke niet-geldelijke posten 2021 0,8 2,6 0,8 4,2
  2020 314,6 5,9 2,1 322,6

De andere belangrijke niet-geldelijke posten bestaan onder meer uit de mutaties in de personele- en overige voorzieningen, de resultaten op desinvesteringen en bepaalde kosten van de toegezegd-pensioen regeling. In 2020 werden de andere belangrijke niet-geldelijke posten van het segment Gasunie Transport Services significant beïnvloed door het positieve effect van een terugname van een eerder verantwoorde bijzondere waardevermindering van € 300,0 miljoen.

Activa per geografisch gebied

Het bepalen van de vaste activa per geografisch gebied vindt primair plaats aan de hand van het gebied waar de activiteiten plaatsvinden. De vennootschap onderscheidt twee geografische gebieden: Nederland en buiten Nederland.

De onderverdeling van de activa naar geografisch gebied is als volgt:

In miljoenen euro's   Vaste activa
  31 dec. 2021 31 dec. 2020
     
Nederland 7.470,4 7.522,0
Buiten Nederland 2.406,8 2.354,0
     
Totaal vaste activa 9.877,2 9.876,0

De in de tabel opgenomen vaste activa omvat de materiële vaste activa alsmede het aandeel in de joint ventures, de geassocieerde deelnemingen en de overige deelnemingen.

Informatie over joint ventures en geassocieerde deelnemingen

De segmentinformatie over joint ventures en geassocieerde deelnemingen is als volgt:

In miljoenen euro's   Investeringen in joint ventures en geassocieerde deelnemingen   Aandeel in het vermogen van joint ventures en geassocieerde deelnemingen
  2021 2020 31 dec. 2021 31 dec. 2020
Segmenten        
- Gasunie Transport Services - - - -
- Gasunie Deutschland - - 108,0 102,7
- Participations 19,9 14,7 176,5 139,0
         
Segmententotaal 19,9 14,7 284,5 241,7

De investeringen in joint ventures zien in 2021 met name toe op de deelnemingen Gate terminal en SKW.

In miljoenen euro's   Acquisities joint ventures en geassocieerde deelnemingen   Aandeel in resultaat joint ventures en geassocieerde deelnemingen
  2021 2020 2021 2020
Segmenten        
- Gasunie Transport Services - - - -
- Gasunie Deutschland - - 5,7 6,5
- Participations - - 23,6 24,5
         
Segmententotaal - - 29,3 31,0

Een nadere toelichting op de mutaties in joint ventures en geassocieerde deelnemingen is opgenomen in noot 7 ‘Investeringen in joint ventures’ en noot 8 ‘Investeringen in geassocieerde deelnemingen’.

4. Onderzoek naar bijzondere waardeverminderingen

Aan het eind van iedere verslaggevingsperiode onderzoekt de vennootschap of sprake is van gebeurtenissen of indicaties voor bijzondere waardeverminderingen van vaste activa. Zoals onder noot 1 ‘Significante aangelegenheden en gebeurtenissen in 2021’ vermeld, geldt dat de COVID-19-pandemie – net als in 2020 –  geen gevolgen heeft gehad voor de waardering van de vaste activa per 31 december 2021. Onderstaand volgt voor de belangrijkste kasstroomgenererende eenheden de verdere analyse.

Gastransportnetwerk Nederland

De waardering van het gastransportnetwerk in Nederland is mede afhankelijk van de gereguleerde inkomsten van de onderneming. De vennootschap heeft begin 2021 de waardering van het gastransportnetwerk onderzocht naar aanleiding van het op 1 februari 2021 gepubliceerde Methodebesluit GTS 2022-2026. De uitkomsten van dat onderzoek hebben geleid tot een terugname van een eerder verantwoorde bijzondere waardevermindering van € 300,0 miljoen, die reeds is verwerkt in de jaarrekening 2020. De terugname was met name het gevolg van een lagere IFRS-disconteringsvoet na belastingen. Bij het waarderingsonderzoek zijn verder belangrijkste aannames en veronderstellingen gedaan inzake de bepaling van de statische efficiency (de mate van efficiëntie van GTS in relatie tot andere Europese netbeheerders) na de reguleringsperiode 2022-2026 en de kapitaalkostenvergoeding voor de reguleringsperiode 2022-2026. Ten aanzien van de voornoemde aannames en veronderstellingen zijn in 2021 geen nieuwe inzichten verkregen, die relevant zijn voor het opmaken van de jaarrekening 2021.

Begin 2021 is zowel door Gasunie’s groepsmaatschappij GTS B.V. als door marktpartijen een pro forma beroep ingesteld tegen het methodebesluit bij het College van Beroep voor het bedrijfsleven (CBb). Verdere inhoudelijke detaillering van de beroepsgronden heeft in december 2021 plaatsgevonden door middel van het indienen van een beroepsschrift bij het CBb. De bezwaren van GTS zien toe op robuustheid van het benchmark-onderzoek, waaronder de (wijze van) bepaling van de statische efficiëntie, de (wijze van) bepaling van het gereguleerde rendement en het regime van nacalculatie van de inkoopkosten voor energie. Het is op de opmaakdatum van de jaarrekening 2021 nog niet bekend wanneer het CBb de ingestelde beroepen inhoudelijk behandelt.

Ten aanzien van de ontwikkelingen in de energiekosten geldt dat deze kosten voor het boekjaar 2021 in Nederland gedeeltelijk worden nagecalculeerd en worden verrekend in de toekomstige tarieven. Hoewel de uitkomst van het ingestelde beroep bij het CBb voor de periode 2022-2026 nog niet definitief is, heeft de vennootschap geconcludeerd dat de gestegen energieprijzen in de tweede helft van 2021 geen indicatie zijn voor een bijzondere waardevermindering van het gastransportnetwerk per 31 december 2021. Hierbij is ook in overweging genomen dat de energieprijzen niet goed voorspelbaar zijn en ultimo 2021 beïnvloed worden door diverse nationale en Europese factoren, zoals het hersteltempo van de economie, de vulgraden van gasbergingen en diverse geopolitieke ontwikkelingen.

Uit de beoordeling door de vennootschap blijken verder geen andere gebeurtenissen of indicaties voor een bijzondere waardevermindering van het gastransportnetwerk in Nederland per 31 december 2021.

Gastransportnetwerk Duitsland

De waardering van het gastransportnet in Duitsland is mede afhankelijk van de gereguleerde inkomsten van de onderneming. In 2019 is door het Duitse ministerie van Economische Zaken een wetgevingsonderzoek gestart naar onder meer een wijziging van de regeling voor investeringsvergoedingen. Sindsdien is onderzocht of het huidige reguleringskader op dit punt gewijzigd moet worden, met als doel het versnellen van investeringen die mede nodig zijn voor de energietransitie. De wijzigingen moeten er toe leiden dat geplande en goedgekeurde investeringen sneller in gebruik worden genomen.

Op 25 juni 2021 heeft de Duitse Bondsraad nieuwe wetgeving (de ‘AregV Novelle’) goedgekeurd. Een belangrijke wijziging is dat met ingang van de nieuwe reguleringsperiode op 1 januari 2023, het bestaande regime van investeringsvergoedingen wordt afgeschaft. Gelijktijdig vervalt echter ook de verplichting om historische geaccumuleerde investeringsvergoedingen terug te betalen. Daarnaast vindt een wijziging plaats in de bepaling van de kapitaalkostenvergoeding voor overige investeringen. Voor de periode tot 2028 geldt een overgangsregime.

De vennootschap heeft onderzocht of de AregV Novelle een indicatie kan zijn voor een bijzondere waardevermindering van het gastransportnetwerk. Uit analyse door de vennootschap blijkt dat – onder meer vanwege de overgangsmaatregelen – het effect van het wegvallen van de investeringsvergoedingen en het invoeren van een kapitaalkostenvergelijkingsmodel grotendeels wordt gecompenseerd door het kwijtschelden van de terugbetalingsverplichting van de historisch geaccumuleerde investeringsvergoedingen.

Op grond hiervan komt de vennootschap tot de conclusie dat de invoering van de AregV Novelle geen indicatie is voor een bijzondere waardevermindering van het gastransportnetwerk in Duitsland per 31 december 2021.

Ten aanzien van de ontwikkelingen in de energiekosten in 2021 geldt dat deze kosten in Duitsland, voorzover deze kosten toezien op het gastransport en de bijbehorende activiteiten, volledig nagecalculeerd worden en worden verrekend in de toekomstige tarieven. Verder is hierbij in overweging genomen dat de energieprijzen niet goed voorspelbaar zijn en ultimo 2021 beïnvloed worden door diverse nationale en Europese factoren, zoals het hersteltempo van de economie, de vulgraden van gasbergingen en diverse geopolitieke ontwikkelingen. De vennootschap heeft geconcludeerd dat de gestegen energiekosten geen indicatie zijn voor een bijzondere waardevermindering van het gastransportnetwerk in Duitsland per 31 december 2021.

Uit de beoordeling door de vennootschap blijken verder geen andere gebeurtenissen of indicaties voor een bijzondere waardevermindering van het gastransportnetwerk in Duitsland per 31 december 2021.

Gastransportnetwerk BBL Company

Uit de beoordeling door de vennootschap blijken geen gebeurtenissen of indicaties voor een bijzondere waardevermindering van het gastransportsysteem van BBL Company per 31 december 2021.

Ondergrondse gasopslag EnergyStock

Uit de beoordeling door de vennootschap blijken geen gebeurtenissen of indicaties voor een bijzondere waardevermindering van de EnergyStock gasopslag per 31 december 2021.

Overige materiële en financiële vaste activa

Uit de beoordeling door de vennootschap blijken geen gebeurtenissen of indicaties voor een bijzondere waardevermindering van de overige materiële en financiële vaste activa per 31 december 2021.

5. Materiële vaste activa

De mutaties in de materiële vaste activa in 2021 zijn als volgt:

In miljoenen euro’s Boekwaarde per 1 jan. 2021 Aquisities Investe-ringen Desinveste-ringen Afschrij-vingen Terugname bijzondere waarde-vermindering Boekwaarde per 31 dec. 2021
               
Bedrijfsgebouwen en terreinen 141,8 - 3,6 -1,8 -9,4 - 134,2
Compressorstations 796,2 - 25,2 -0,3 -57,9 - 763,2
Installaties 963,1 - 24,0 -0,8 -62,6 - 923,7
Hoofdtransportleidingen c.a. 4.917,2 - 127,0 -5,6 -114,7 - 4.923,9
Regionale transportleidingen c.a. 922,5 - 25,0 -0,8 -29,7 - 917,0
Ondergrondse gasopslag 422,1 - 47,8 -1,8 -28,3 - 439,8
Andere vaste bedrijfsmiddelen 259,9 - 36,3 -0,8 -36,1 - 259,3
Gebruiksrecht activa 98,0 - 12,4 - -8,7 - 101,7
Vaste bedrijfsmiddelen in uitvoering 604,2 - 10,5 - - - 614,7
               
Totaal voor boekjaar 2021 9.125,0 - 311,8 -11,9 -347,4 - 9.077,5

De investeringen hadden in Nederland voornamelijk betrekking op de bouw van de nieuwe stikstoffabriek en de ombouw van bepaalde afnemers van hoog- naar laagcalorisch gas. In Duitsland betreft het de realisatie van een aardgasleiding naar de autofabrieken van Volkswagen in Wolfsburg en de ontwikkeling van fase 2 van de EUGAL-pijpleiding, die op 1 april 2021 in gebruik is genomen. De kolom investeringen bevat ook de overboekingen van de vaste bedrijfsmiddelen in uitvoering naar de andere activacategorieën voor de activa die gedurende 2021 in gebruik zijn genomen.

Onder de materiële vaste activa is ultimo 2021 een bedrag van € 101,7 miljoen (ultimo 2020: € 98,0 miljoen) begrepen inzake gebruiksrecht activa. De vennootschap heeft het economische, maar niet het juridische eigendom van deze gebruiksrecht activa. Nadere informatie over de bijbehorende leaseverplichtingen is opgenomen in noot 17 ‘Leaseverplichtingen’.

De mutaties in de bij de leases behorende gebruiksrecht activa in 2021 zijn als volgt:

In miljoenen euro's Boekwaarde per 1 jan. 2021 Investe-ringen Desinveste-ringen Afschrij-vingen Boekwaarde per 31 dec. 2021
           
Bedrijfsgebouwen en terreinen 91,3 3,5 - -5,8 89,0
Regionale transportleidingen c.a. 0,1 7,0 - -0,2 6,9
Andere vaste bedrijfsmiddelen 6,6 1,9 - -2,7 5,8
           
Totaal voor boekjaar 2021 98,0 12,4 - -8,7 101,7

De mutaties in de materiële vaste activa in 2020 zijn als volgt:

In miljoenen euro’s Boekwaarde per 1 jan. 2020 Aquisities Investe-ringen Desinveste-ringen Afschrij-vingen Terugname bijzondere waarde-vermindering Boekwaarde per 31 dec. 2020
               
Bedrijfsgebouwen en terreinen 140,4 - 3,4 -0,2 -7,8 6,0 141,8
Compressorstations 796,3 - 18,5 -2,3 -46,6 30,3 796,2
Installaties 942,7 0,6 48,2 -3,5 -60,6 35,7 963,1
Hoofdtransportleidingen c.a. 4.806,0 10,7 19,6 -0,3 -105,8 187,0 4.917,2
Regionale transportleidingen c.a. 882,0 - 30,6 -1,0 -25,8 36,7 922,5
Ondergrondse gasopslag 448,1 - 1,8 -1,1 -26,7 - 422,1
Andere vaste bedrijfsmiddelen 278,1 0,2 14,1 -0,1 -36,7 4,3 259,9
Gebruiksrecht activa 95,5 - 10,9 - -8,4 - 98,0
Vaste bedrijfsmiddelen in uitvoering 377,4 - 226,8 - - - 604,2
               
Totaal voor boekjaar 2020 8.766,5 11,5 373,9 -8,5 -318,4 300,0 9.125,0

De bedragen die in 2020 zijn vermeld onder acquisities hadden betrekking op de overname van de ZEBRA-gasleiding en de EHD-netten.

De mutaties in de bij de leases behorende gebruiksrecht activa in 2020 zijn als volgt:

In miljoenen euro's Boekwaarde per 1 jan. 2020 Investe-ringen Desinveste-ringen Afschrijvingen Boekwaarde per 31 dec. 2020
           
Bedrijfsgebouwen en terreinen 88,6 8,1 - -5,4 91,3
Regionale transportleidingen c.a. 0,5 - - -0,4 0,1
Andere vaste bedrijfsmiddelen 6,4 2,8 - -2,6 6,6
           
Totaal voor boekjaar 2020 95,5 10,9 - -8,4 98,0

De aanschafwaardes en de cumulatieve afschrijvingen van de materiële vaste activa zijn als volgt:

In miljoenen euro’s Aanschafwaarde * per 31 dec. 2021 Cumulatieve afschrijvingen ** per 31 dec. 2021 Aanschafwaarde * per 31 dec. 2020 Cumulatieve afschrijvingen ** per 31 dec. 2020
         
Bedrijfsgebouwen en terreinen 262,7 -128,5 264,3 -122,5
Compressorstations 1.850,7 -1.087,5 1.826,5 -1.030,3
Installaties 2.530,6 -1.606,9 2.512,7 -1.549,6
Hoofdtransportleidingen c.a. 9.900,8 -4.976,9 9.788,4 -4.871,2
Regionale transportleidingen c.a. 1.734,3 -817,3 1.714,6 -792,1
Ondergrondse gasopslag 651,2 -211,4 605,1 -183,0
Andere vaste bedrijfsmiddelen 739,6 -480,3 714,2 -454,3
Gebruiksrecht activa 126,4 -24,7 114,0 -16,0
Vaste bedrijfsmiddelen in uitvoering 614,7 - 604,2 -
         
Totaal 18.411,0 -9.333,5 18.144,0 -9.019,0

Afschrijvingstermijnen

Bij het bepalen van de relevante afschrijvingstermijnen hanteert de vennootschap aannames en veronderstellingen. De vennootschap heeft geconcludeerd dat ultimo 2021 geen aanleiding bestond om de huidige afschrijvingstermijnen te herzien.

De activa van de vennootschap bestaat voor een groot deel uit gereguleerde activa. Onder het systeem van regulering in Nederland en Duitsland mag de vennootschap de investeringen in de materiële vaste activa terugverdienen. De toezichthouders voor de gereguleerde netten in Nederland (ACM) en Duitsland (BNetzA) bepalen hiervoor de gereguleerde afschrijvingstermijnen. In het voor het boekjaar 2021 van toepassing zijnde methodebesluit voor GTS, als ook in het methodebesluit GTS 2022-2026, gaat de ACM – mede op basis van door haar uitgevoerde studies naar de energietransitie – nog steeds uit van een lange afschrijvingshorizon (oplopend tot 55 jaar voor transportleidingen) voor het gastransportnetwerk. Voor het Duitse gastransportnetwerk geldt ultimo 2021 een vergelijkbare situatie voor wat betreft de door de toezichthouder veronderstelde levensduur van het gastransportnetwerk. De vennootschap heeft de zienswijze van de toezichthouders overwogen bij het bepalen van de afschrijvingstermijnen onder IFRS.

Mochten de toezichthouders in Nederland en Duitsland op termijn besluiten om de gereguleerde afschrijvingstermijnen aan te passen, bijvoorbeeld naar aanleiding van meer concrete ontwikkelingen rondom de uitfasering van het aardgastransport, dan neemt de vennootschap deze ontwikkeling opnieuw mee in de bepaling van de afschrijvingstermijnen onder IFRS. Dit kan in voorkomende gevallen leiden tot het verkorten of het verlengen van de afschrijvingstermijnen, waardoor de afschrijvingslasten onder IFRS wijzigen. Overigens zal dit in de praktijk overwegend invloed hebben op de afschrijving van de hoofd- en regionale transportleidingen, omdat de andere activa relatief gezien veelal een kortere (technische) levensduur hebben.

Een andere belangrijke overweging bij het bepalen van de afschrijvingstermijnen onder IFRS betreft de eigen zienswijze van de vennootschap op de energietransitie en de aangescherpte milieu- en klimaatdoelstellingen. Dit geldt zowel voor de gereguleerde als de niet gereguleerde (transport gerelateerde) activa.

De vennootschap heeft net als de ACM en BNetzA de visie dat het bestaande gastransportnetwerk nog tot op de (middel)lange termijn benodigd is voor het transport van aardgas.

De vennootschap houdt daarnaast echter ook rekening met de mogelijkheid dat de bestaande gastransportinfrastructuur op termijn gefaseerd ingezet kan worden voor het transport van alternatieve energiedragers, zoals waterstof. Met de recente politieke besluitvormingen in Nederland op het gebied van waterstof, warmte en CO2 en een nieuw kabinet dat sterk inzet op klimaat, wordt deze langetermijnvisie steeds concreter en naar verwachting in de komende jaren verder uitgewerkt. De recent aangetreden Duitse regering werkt eveneens aan plannen op het gebied van klimaat, waarbij naar verwachting ook voor waterstof(transport) een belangrijke rol is weggelegd. De vennootschap evalueert ook periodiek de gevolgen van deze ontwikkelingen op de afschrijvingstermijnen onder IFRS.

Tot slot overweegt de vennootschap in zijn periodieke beoordeling van de afschrijvingstermijnen of sprake is van activa die op middellange termijn niet meer dienstbaar is aan het gastransport. In die specifieke gevallen kan de vennootschap aanpassingen doorvoeren in de afschrijvingstermijnen van bepaalde activa. Door de voorziene sluiting van het Groningenveld en een toenemende import uit buitenlandse bronnen, veranderen de gasstromen en daarmee de inzet van bepaalde onderdelen van de gasinfrastructuur (zoals compressorstations en aanverwante componenten en overige activa) op specifieke locaties. Deze installaties zijn reeds of zouden in de nabije toekomst tijdelijk buitengebruik gesteld kunnen worden en worden in die gevallen versneld afgeschreven tot het moment van buitengebruikstelling. Bij de wijze van technisch buitengebruik stellen wordt rekening gehouden met de mogelijkheid om de installaties op termijn toch weer in gebruik te nemen, mocht een alternatieve aanwending worden voorzien op het gebied van waterstof, warmte en CO2. De installaties worden daarom niet gesaneerd, maar duurzaam geconserveerd.

Voor de overige gereguleerde en de niet-gereguleerde activa, waaronder voornamelijk de ondergrondse gasopslag, geldt dat de vennootschap geen aanwijzingen heeft dat de verwachte gebruiksduur korter is dan de huidige afschrijvingstermijn. Voor deze activa geldt overigens wederom een aanzienlijk kortere afschrijvingstermijn, die veelal is gebaseerd op de kortere technische levensduur.

De afschrijvingstermijnen van de belangrijkste activa categorieën zijn als volgt:

Terreinen

geen afschrijving

Bedrijfsgebouwen

50 jaar

Compressorstations

30 jaar

Installaties

30 jaar

Hoofdtransportleidingen c.a.

tot 2070

Regionale transportleidingen c.a.

tot 2070

Ondergrondse gasopslag

tot 2035

Andere vaste bedrijfsmiddelen

5-20 jaar

Vaste bedrijfsmiddelen in uitvoering

geen afschrijving

Gebruiksrecht activa worden afgeschreven overeenkomstig de bovenstaande categorieën, waarbij voor gehuurde terreinen geldt dat deze worden afgeschreven overeenkomstig de levensduur van actief waarmee de huur van het terrein verband houdt. Op terreinen, gas- en stikstofvoorraden en activa in aanbouw wordt niet afgeschreven.

6. Investeringen in joint operations

De vennootschap heeft rechtstreeks dan wel indirect belangen in de volgende joint operations:

Naam van de vennootschap Zetel   Financieel belang op
    31 dec. 2021 31 dec. 2020
       
Ambigo V.O.F. Groningen - 46,7%
BBL Company V.O.F. Groningen 60,0% 60,0%
EUGAL BTG Kassel, Duitsland 16,5% 16,5%

Ambigo

In januari 2021 is het samenwerkingsverband Ambigo V.O.F. beëindigd. In de entiteit vonden geen operationele activiteiten meer plaats. Aansluitend op de liquidatie van Ambigo V.O.F. is in juni 2021 eveneens Gasunie Ambigo B.V. geliquideerd. Beide liquidaties hadden geen belangrijke financiële gevolgen voor de vennootschap.

BBL Company

BBL Company is opgericht in 2004 en exploiteert sinds 2006 een gaspijpleiding tussen Balgzand in Nederland en Bacton in het Verenigd Koninkrijk. Gasunie heeft een 60% financieel belang in het samenwerkingsverband BBL Company. De andere vennoten, Fluxys en Uniper, houden ieder 20% van het belang in het samenwerkingsverband. Op grond van de overeenkomsten tussen de vennoten van BBL Company moeten significante besluiten genomen worden met een meerderheid van 80%. Gasunie heeft daardoor geen overheersende zeggenschap. Verder wordt In Nederland een V.O.F.-structuur gezien als een transparante structuur, waarbij de partners een belang in de activa en de verplichtingen van de V.O.F. hebben. De juridische en economische realiteit van BBL Company is daardoor vergelijkbaar met die van een joint operation.

EUGAL

Gasunie Deutschland heeft in 2017 een belang van 16,5% verworven in het samenwerkingsverband dat het EUGAL- pijpleidingproject realiseert. EUGAL staat voor Europäische Gas-Anbindungsleitung. De overige belangen worden gehouden door de Duitse gastransportnetbeheerders Gascade, ONTRAS en Fluxys. Op basis van de samenwerkingsovereenkomst is sprake van gezamenlijke zeggenschap. De EUGAL-pijpleiding beslaat een traject van circa 485 kilometer van Greifswald aan de Duitse Oostzee naar het zuiden van Saksen en van daar naar de Tsjechische grens. Gascade houdt een 50,5% financieel belang in het project en is verantwoordelijk voor de bouw en het beheer van de leiding. Fase 1 van de EUGAL-pijpleiding is per 1 januari 2020 operationeel. De tweede pijpleiding is vanaf april 2021 operationeel.

7. Investeringen in joint ventures

De vennootschap heeft rechtstreeks dan wel indirect belangen in de volgende joint ventures:

Naam van de vennootschap Zetel   Financieel belang op
    31 dec. 2021 31 dec. 2020
       
Biogas Netwerk Twente B.V. Almelo 50,0% 50,0%
Demonstratie Faciliteit Super Kritische Water Vergassing (SKW) Alkmaar B.V. Alkmaar 35,0% 50,0%
DEUDAN - Deutsch/Dänische Erdgastransport GmbH Handewitt, Duitsland 75,0% 75,0%
DEUDAN - Deutsch/Dänische Erdgastransport GmbH & Co. KG Handewitt, Duitsland 33,4% 33,4%
Gate terminal C.V. Rotterdam 50,0% 50,0%
Gate terminal Management B.V. Rotterdam 50,0% 50,0%
German LNG Terminal GmbH Hamburg, Duitsland 33,3% 33,3%
NETRA GmbH Norddeutsche Erdgas Transversale Emstek/Schneiderkrug, Duitsland 50,0% 50,0%
NETRA GmbH Norddeutsche Erdgas Transversale & Co. KG Emstek/Schneiderkrug, Duitsland 44,1% 44,1%
Porthos System Operator B.V. (1) Rotterdam 50,0% -
Porthos Offshore Transport and Storage GP B.V. (1) Rotterdam 50,0% -
Porthos CO2 Transport and Storage GP B.V. (2) Rotterdam 33,3% 33,3%
Porthos Onshore Transport GP B.V. (1) Rotterdam 50,0% -
Porthos Offshore Transport C.V. (1) Rotterdam 50,0% -
Porthos CO2 Transport and Storage C.V. (3) Rotterdam 33,3% 33,3%
Porthos Onshore Transport C.V. (1) Rotterdam 50,0% -

Biogas Netwerk Twente

Biogas Netwerk Twente is een samenwerkingsverband met Cogas met als doel de aanleg en het beheer van leidingen en daarmee verbonden hulpmiddelen en de aanleg, het onderhoud en het ter beschikking stellen van installaties ten behoeve van biogas-invoeding in het gastransportnetwerk. Het aandeel van Gasunie in de stemrechten is 50%. Op basis van de samenwerkingsovereenkomst is sprake van gezamenlijke zeggenschap.

Demonstratiefaciliteit SKW

In 2017 hebben SCW Systems en Gasunie Demonstratiefaciliteit SKW Alkmaar opgericht. Het betreft een samenwerkingsverband met betrekking tot de realisatie van installaties ten behoeve van biogas-invoeding in het gastransportnetwerk door middel van superkritische watervergassing (SKW).

Doel van het samenwerkingsverband is een demonstratiefaciliteit te realiseren om in de komende jaren de robuuste werking van de nieuwe technologie op industriële schaal aan te tonen. Ultimo 2021 is het financiële belang van Gasunie teruggebracht tot 35%. Op basis van de samenwerkingsovereenkomsten is evenwel sprake van gezamenlijke zeggenschap.

DEUDAN

DEUDAN (‘Deutsch/Dänische Erdgastransport’) exploiteert een gaspijpleiding in Duitsland tussen de Itzehoe-regio en de Duits / Deense grens in de regio Flensburg. De andere aandeelhouder is Open Grid Europe. Het financieel belang en de stemrecht van Gasunie Deutschland zijn verschillend in deze deelneming. Het financieel belang van Gasunie Deutschland in DEUDAN is 75%. Op basis van de overeenkomsten tussen de aandeelhouders hebben beide bedrijven echter gezamenlijke zeggenschap.

Gate terminal

Gate terminal is een samenwerkingsverband met Koninklijke Vopak met als doel het exploiteren van een LNG-terminal op de Maasvlakte. Gasunie heeft, net als Koninklijke Vopak, een 50% financieel belang in Gate terminal Management B.V. en Gate terminal C.V. Laatstgenoemde heeft een 100% financieel belang in Gate terminal B.V., de feitelijke operator van de LNG-terminal. Op basis van de overeenkomsten tussen de aandeelhouders hebben beide bedrijven gezamenlijke zeggenschap.

German LNG Terminal

German LNG Terminal is een samenwerkingsverband van Gasunie met Koninklijke Vopak en Oiltanking met als oogmerk het ontwikkelen van een LNG-terminal in Noord-Duitsland. Het economisch belang en het aandeel van Gasunie in de stemrechten van dit samenwerkingsverband is 33,3%. Op basis van de samenwerkingsovereenkomst is sprake van gezamenlijke zeggenschap. In 2021 is nog geen investeringsbesluit genomen, omdat nog geen afdoende zekerheid over de klantcontracten bestond. German LNG Terminal spant zich samen met de potentiële klanten en de Duitse overheid in om dit investeringsbesluit te realiseren.

NETRA

NETRA (‘Norddeutsche Erdgas Transversale’) beheert een netwerk bestaande uit ca. 350 km pijpleiding en twee compressorstations. De andere aandeelhouder in NETRA is Open Grid Europe. Gasunie Deutschland heeft een financieel belang van 44,1% in NETRA. Open Grid Europe houdt het resterende financieel belang van 55,9%. Het financieel belang en de stemrecht van Gasunie Deutschland zijn verschillend in deze deelneming. Op basis van de overeenkomsten tussen de aandeelhouders hebben beide bedrijven gezamenlijke zeggenschap.

Porthos

Porthos is een samenwerkingsverband tussen Gasunie, Energie Beheer Nederland (EBN) en Havenbedrijf Rotterdam. Porthos richt zich op het realiseren van opslag van CO2 in lege gasvelden in de Noordzeebodem. Het project omvat de realisatie van een afvang-, opslag- en transportsysteem waarop diverse industrieën en bedrijven kunnen aansluiten. Gasunie brengt met name kennis in op het gebied van transport en opslag. Op basis van de overeenkomsten tussen de aandeelhouders hebben de partners gezamenlijke zeggenschap. Gasunie heeft een financieel belang van 33,3%-50%.

De mutaties in de joint ventures zijn geaggregeerd als volgt:

In miljoenen euro’s 2021 2020
     
Stand per 1 januari 241,2 212,2
     
Investeringen 19,9 14,7
Rechtstreekse eigen vermogen mutaties 11,4 5,7
Resultaat in joint ventures 29,3 31,0
Ontvangen dividend -17,8 -22,4
     
Stand per 31 december 284,0 241,2

De investeringen in 2021 hebben voor € 9,8 miljoen betrekking op Gate terminal. Het restant van de investeringen ziet vooral toe op joint ventures die zich richten op het realiseren van infrastructuur voor de verdere ontwikkeling en integratie van alternatieve energiedragers. De rechtstreekse vermogensmutaties hebben betrekking op op de herwaardering van het belang in Gate terminal als gevolg van de wijziging in de reële waarde van een cash flow hedge van Gate terminal. Gasunie heeft deze vermogensmutatie verwerkt in de niet-gerealiseerde resultaten.

Van de joint ventures heeft Gate terminal een materiële invloed op het vermogen en het resultaat van de vennootschap.
De informatie over de boekwaarde, het aandeel in de gerealiseerde en niet-gerealiseerde resultaten, het resultaat over het boekjaar en het ontvangen dividend uitgesplitst naar Gate terminal en overige joint ventures is als volgt:

In miljoenen euro’s   Gate terminal Overige joint ventures Totaal joint ventures
         
Boekwaarde per 31 december 2021 151,4 132,6 284,0
  2020 122,2 119,0 241,2
         
Aandeel in het resultaat na belastingen 2021 25,5 3,8 29,3
  2020 26,0 5,0 31,0
         
Aandeel in de gerealiseerde en niet-gerealiseerde resultaten 2021 36,9 3,8 40,7
  2020 31,8 5,0 36,8
         
Ontvangen dividend in het boekjaar 2021 17,3 0,5 17,8
  2020 14,0 8,4 22,4

Vanwege de materiële invloed op het vermogen en het resultaat van Gasunie is ten aanzien van Gate terminal onderstaand nadere gedetailleerde informatie opgenomen.

Informatie over Gate terminal

De geconsolideerde financiële informatie van Gate terminal is als volgt:

In miljoenen euro’s 31 dec. 2021 31 dec. 2020
     
Vaste activa 883,0 958,5
waarvan uitgestelde belastingvorderingen 20,1 27,3
Vlottende activa 65,8 66,9
waarvan belastingvorderingen 2,1 1,6
waarvan liquide middelen 53,9 59,1
     
Langlopende schulden -582,3 -709,7
waarvan rentedragende leningen -387,6 -434,1
waarvan afgeleide financiële instrumenten -79,1 -108,7
Kortlopende schulden -63,7 -71,4
waarvan kortlopende financieringsverplichtingen -47,5 -47,5
waarvan belastingverplichtingen -0,9 -2,9
     
Netto investering 302,8 244,3
Aandeel Gasunie 50% 50%
Boekwaarde 151,4 122,2
In miljoenen euro’s 2021 2020
     
Opbrengsten 164,5 167,6
Totale lasten -67,6 -66,6
waarvan afschrijvingen 42,3 -43,4
Financieringslasten -28,5 -31,3
Belastingen -17,5 -17,7
     
Resultaat na belastingen 50,9 52,0
Overige gerealiseerde en niet-gerealiseerde resultaten 22,8 11,6
     
Totaal van de gerealiseerde en niet-gerealiseerde resultaten 73,7 63,6
Aandeel Gasunie 50% 50%
Aandeel Gasunie in de gerealiseerde en niet-gerealiseerde resultaten 36,9 31,8

8. Investeringen in geassocieerde deelnemingen

Ultimo 2021 omvatten de investeringen in geassocieerde deelnemingen alleen het belang in Trading Hub Europe.

Trading Hub Europe

In 2021 fuseerde GASPOOL Balancing Services GmbH (GASPOOL) met NetConnect Germany GmbH & Co. KG (NCG) tot Trading Hub Europe GmbH (THE). Gasunie had voorheen een belang van 20% in GASPOOL en heeft door de fusie een financieel belang in THE verkregen. De fusie vindt zijn oorsprong in gewijzigde regelgeving in Duitsland met het doel om tot één Duits marktgebied te komen. Met de fusie verdwenen op 1 oktober 2021 de afzonderlijke noordelijke en zuidelijke Duitse marktgebieden en is een gemeenschappelijk beheerd marktgebied gevormd met een enkele entry- en exitzone.

De fusie heeft geen belangrijke financiële gevolgen voor Gasunie. Het financiële belang van Gasunie in THE bedraagt € 0,5 miljoen. Dit is gelijk aan de waarde van het belang dat voorheen werd gehouden in GASPOOL. Op grond van de samenwerkingsovereenkomst hebben de elf aandeelhouders ieder een gelijk aandeel (van 9,09%) en kan Gasunie significante invloed op de relevante activiteiten van THE uitoefenen. Het belang in THE wordt daarom verantwoord als een geassocieerde deelneming met toepassing van de equity methode.

THE heeft geen materiële invloed op het vermogen en het resultaat van de vennootschap. Ultimo 2021 bedroeg het saldo van de uitstaande kortlopende lening aan THE € 10,0 miljoen (2020: € nihil). Dit bedrag is verantwoord onder de kortlopende vorderingen. De totale leningfaciliteit aan THE bedraagt € 25,0 miljoen. Nadere informatie hierover is opgenomen in noot 12 ‘Handels- en overige vorderingen’.

Het totale aandeel van Gasunie in de gerealiseerde en niet-gerealiseerde resultaten van geassocieerde deelnemingen in 2021 is € nihil (2020: € nihil).

9. Overige deelnemingen

De overige deelnemingen zijn als volgt:

Naam van de vennootschap Zetel   Financieel belang op
    31 dec. 2021 31 dec. 2020
       
Energie Data Services Nederland (EDSN) B.V. Arnhem 12,5% 12,5%
Nord Stream AG Zug, Zwitserland 9,0% 9,0%
PRISMA European Capacity Platform GmbH Leipzig, Duitsland 12,7% 12,7%
SCW Systems B.V. Schoorl 5,5% -

Energie Data Services Nederland (EDSN)

EDSN werkt samen met de regionale netbeheerders, TenneT en GTS aan de centrale marktfacilitering voor de energiesector. EDSN ontwikkelt en beheert onder meer ICT-infrastructuur voor de energiemarkt. EDSN is gevestigd te Arnhem. Op basis van de aandeelhoudersovereenkomsten heeft Gasunie geen invloed van betekenis in EDSN.

Nord Stream

Nord Stream exploiteert de twee gaspijpleidingen die onderdeel uitmaken van de Nord Stream 1-verbinding door de Baltische Zee van Rusland naar Duitsland. De deelneming in Nord Stream is verkregen in 2008. Op basis van de aandeelhoudersovereenkomsten heeft Gasunie geen invloed van betekenis in Nord Stream.

PRISMA European Capacity Platform

PRISMA is een Europees platform voor de verhandeling van transportcapaciteit. Gasunie biedt haar transportcapaciteit mede op dit platform aan. PRISMA is gevestigd te Leipzig, Duitsland. Op basis van de aandeelhoudersovereenkomsten heeft Gasunie geen invloed van betekenis in PRISMA.

SCW Systems

SCW Systems is samen met Gasunie aandeelhouder in Demonstratiefaciliteit SKW Alkmaar B.V. Het betreft een samenwerkingsverband met betrekking tot de realisatie van installaties ten behoeve van biogas-invoeding in het gastransportnetwerk door middel van superkritische watervergassing (SKW). Ultimo 2021 heeft Gasunie een belang van 5,5% verworven in SCW Systems. Op basis van de aandeelhoudersovereenkomsten heeft Gasunie geen invloed van betekenis in SCW Systems.

Toelichting reële waarde overige deelnemingen

De reële waarde van de overige deelnemingen bedraagt ultimo 2021 € 515,2 miljoen (ultimo 2020: € 509,3 miljoen). Van de totale mutatie is een bedrag van € 1,1 miljoen (2020: 5,7 miljoen) opgenomen in het totaalresultaat. Dit betreft de rechtstreekse vermogensmutaties. Het resultaat uit hoofde van dividenduitkeringen door Nord Stream bedroeg € 32,5 miljoen (2020: € 31,3 miljoen). PRISMA, EDSN en SCW Systems keerden geen dividend uit in 2021 (2020: idem).

De reële waarde waardering van de overige deelnemingen is gebaseerd op de contante waarde van de verwachte kasstromen. Dit betreft een reële waarde bepaling volgens niveau 3 (ultimo 2020: niveau 3). Gasunie hanteert bij het bepalen van de reële waarde van de voornoemde overige deelnemingen een disconteringsvoet die gebaseerd is op de risicovrije marktrente vermeerderd met krediet- en liquiditeitsopslagen. Deze varieert tussen 3-6% na belastingen, afhankelijk van het risicoprofiel van de betreffende deelneming.

De waardering van de deelname in Nord Stream wordt gebaseerd op de contante waarde van de verwachte toekomstige kasstromen. Hierbij wordt gebruik gemaakt van een calculatiemodel van Nord Stream, dat jaarlijks wordt geactualiseerd aan de hand van het meest recente businessplan. Dit model wordt ter beoordeling en goedkeuring voorgelegd aan de aandeelhouders van Nord Stream, waaronder Gasunie. Additioneel wordt het model door Gasunie periodiek getoetst aan de hand van de periodieke financiële rapportages van Nord Stream. De verwachte kasstromen zijn mede gebaseerd op contractueel gemaakte afspraken. Als de disconteringsvoet wijzigt met 0,5%-punt, dan leidt dit indicatief (onder overige gelijkblijvende omstandigheden) tot een wijziging in de reële waarde van € 17,0 miljoen (ultimo 2020: € 20,0 miljoen).

Voor de belangen in PRISMA, EDSN en SCW Systems geldt dat, mede vanwege hun geringe omvang, is verondersteld dat de boekwaarde een benadering is van de reële waarde. Voor deze belangen is geen reële waarde berekening en gevoeligheidsanalyse opgenomen in de jaarrekening.

10. Uitgestelde belastingvorderingen

De tijdelijke verschillen tussen de waardering van de activa en de passiva voor de financiële verslaggeving en de fiscale waardering geven aanleiding tot het opnemen van uitgestelde belastingvorderingen. Er is geen sprake van geactiveerde voorwaartse verliesverrekeningen.

De tijdelijke verschillen betreffen de fiscale verwerking van de door de Staat der Nederlanden betaalde koopsom, de verschillen uit hoofde van waardering van materiële vaste activa en overige tijdelijke verschillen. Het eerstgenoemde verschil is ontstaan bij de splitsing van Gasunie in 2005 in een transport- en een handelsbedrijf. Destijds heeft, in fiscale zin, een informele kapitaalstorting in de vennootschap plaatsgevonden door de Staat der Nederlanden. Onder IFRS is deze fiscale koopsom niet door Gasunie geactiveerd. Door deze verwerking van de koopsom heeft Gasunie een additioneel fiscaal afschrijvingspotentieel verkregen, waarvoor een uitgestelde belastingvordering is opgenomen.

Het tijdelijke verschil ingevolge de waardering van de materiële vaste activa is voornamelijk het resultaat van de eenmalige herwaardering van materiële vaste activa bij de splitsing van Gasunie in 2005 en de aansluitende transitie naar IFRS. Daarnaast wijken de fiscale afschrijvingsprincipes in voorkomende gevallen af van de afschrijvingsprincipes onder IFRS (inclusief de verwerking van bijzondere waardeverminderingen en de terugnames daarvan). Ook hiervoor worden tijdelijke verschillen opgenomen in de balans. Per saldo leiden de tijdelijke verschillen inzake de materiële vaste activa tot een uitgestelde belastingverplichting.

De overige verschillen betreffen met name tijdelijke verschillen ingevolge personeelsbeloningen.

Bovenstaande uitgestelde belastingvorderingen en -verplichtingen hebben betrekking op de fiscale eenheid voor de Nederlandse vennootschapsbelasting en voldoen aan de voorwaarden voor saldering van fiscale schulden. Daarom zijn de uitgestelde belastingen hier gesaldeerd weergegeven.

De mutaties in de uitgestelde belastingvorderingen in 2021 zijn als volgt:

In miljoenen euro’s Door de Staat betaalde koopsom Materiële vaste activa Overige Totaal
         
Stand per 1 januari 2021 1.268,8 -1.003,7 2,3 267,4
         
Realisatie tijdelijke verschillen in winst-en-verliesrekening -52,9 35,6 - -17,3
Realisatie tijdelijke verschillen in Eigen Vermogen - - - -
Effect van aanpassing belastingtarieven in winst- en verliesrekening - -13,9 0,1 -13,8
Effect van aanpassing belastingtarieven in Eigen Vermogen 38,9 -17,1 - 21,8
         
Stand per 31 december 2021 1.254,8 -999,1 2,3 258,0

Van de uitgestelde belastingvordering heeft ultimo 2021 naar verwachting een bedrag van € 29,8 miljoen (ultimo 2020: € 29,6 miljoen) een looptijd van korter dan één jaar. Dit bedrag is niet afzonderlijk vermeld onder de vlottende activa.

Eind 2021 hebben de Tweede en Eerste Kamer het belastingplan 2022 aangenomen. Onderdeel van het belastingplan betreft de verhoging van het tarief voor de vennootschapsbelasting met ingang van 2022 naar 25,8%. Dit besluit heeft een significante invloed op de waardering van de uitgestelde belastingvordering van de vennootschap.

Omdat het uitgestelde belastingeffect van de fiscale verwerking van de door de Staat betaalde koopsom rechtstreeks is verwerkt in het eigen vermogen, wordt het effect van de wijzigingen in de toekomstige tarieven voor de vennootschapsbelasting eveneens rechtstreeks verwerkt in het eigen vermogen. In 2021 heeft dit geleid tot een opwaartse aanpassing van € 38,9 miljoen (2020: € 167,5 miljoen).

Ook het belastingeffect van de herwaardering van bepaalde materiële vaste activa is rechtstreeks verwerkt in het eigen vermogen van de vennootschap. Daarom is ook hier het effect van de wijzigingen in de toekomstige tarieven voor de vennootschapsbelasting rechtstreeks verwerkt in het eigen vermogen. In 2021 heeft dit geleid tot een aanpassing van -/- € 17,1 miljoen (2020: -/- € 68,0 miljoen).

De mutaties in de uitgestelde belastingvorderingen in 2020 zijn als volgt:

In miljoenen euro’s Door de Staat betaalde koopsom Financiële instrumenten Materiële vaste activa Overige Totaal
           
Stand per 1 januari 2020 1.154,2 -0,3 -831,6 0,8 323,1
           
Realisatie tijdelijke verschillen in winst-en-verliesrekening -52,9 - 24,9 1,4 -26,6
Realisatie tijdelijke verschillen in Eigen Vermogen - 0,3 - - 0,3
Effect van aanpassing belastingtarieven in winst-en-verliesrekening - - -54,0 0,1 -53,9
Effect van aanpassing belastingtarieven in Eigen Vermogen 167,5 - -68,0 - 99,5
Effect van terugname bijzondere waardevermindering in winst-en-verliesrekening - - -75,0 - -75,0
           
Stand per 31 december 2020 1.268,8 - -1.003,7 2,3 267,4

De mutaties in de uitgestelde belastingvorderingen in 2020 betroffen de reguliere mutaties alsmede de mutaties als gevolg van de herziening van de tarieven voor de vennootschapsbelasting. Ook heeft het terugnemen van een in het verleden verantwoorde bijzondere waardevermindering gevolgen gehad voor de waardering van de uitgestelde belastingvorderingen in 2020.

11. Voorraden

Voorraden hebben betrekking op artikelen die worden aangehouden voor regulier dagelijks onderhoud, voor eigen (toekomstige) investeringen en voor projecten die in opdracht van derden worden uitgevoerd.

De boekwaarde van de voorraden bedraagt ultimo 2021 € 49,7 miljoen (ultimo 2020: € 47,2 miljoen). In de waardering ultimo 2021 is reeds rekening gehouden met een afwaardering wegens incourantheid van € 13,3 miljoen (ultimo 2020: € 13,7 miljoen).

Het verloop van de voorziening voor incourantheid is als volgt:

In miljoenen euro's 2021 2020
     
Stand per 1 januari 13,7 12,5
     
Toevoegingen ten laste van de winst-en-verliesrekening 0,4 3,5
Onttrekkingen ten laste van de voorziening -0,5 -2,3
Vrijval ten gunste van van de winst-en-verliesrekening -0,3 -
     
Stand per 31 december 13,7 13,7

12. Handels- en overige vorderingen

De handels- en overige vorderingen zijn als volgt:

In miljoenen euro's 31 dec. 2021 31 dec. 2020
     
Handelsvorderingen 105,1 112,8
Vorderingen op joint ventures 33,7 11,0
Overige belastingen 31,1 23,2
Overige vorderingen en overlopende activa 58,7 26,6
     
Totaal handels- en overige vorderingen 228,6 173,6

De vorderingen op joint ventures en geassocieerde deelnemingen hebben met name betrekking op nog te verrekenen kosten en investeringen die Gasunie uitvoert ten behoeve van de joint ventures waarin wordt deelgenomen en op een leningfaciliteit die in 2021 is verstrekt aan Trading Hub Europe. Ultimo 2021 is een bedrag van € 10,0 miljoen (ultimo 2020: € nihil) opgenomen onder deze faciliteit. De faciliteit heeft een maximale omvang van € 25,0 miljoen en hangt samen met een tijdelijke additionele liquiditeitsbehoefte ten behoeve van balanceeracties, die is ontstaan als gevolg van de gestegen energieprijzen. De faciliteit heeft een looptijd van korter dan een jaar.

De overige belastingen bestaan uit te vorderen omzetbelasting en te vorderen bronbelasting op buitenlandse dividendontvangsten.

De handels- en overige vorderingen zijn gewaardeerd onder aftrek van een voorziening voor oninbaarheid. De mutaties in de voorziening voor oninbaarheid zijn als volgt:

In miljoenen euro's 2021 2020
     
Stand per 1 januari 16,6 16,5
     
Toevoegingen ten laste van de winst-en-verliesrekening 0,3 0,1
Onttrekkingen ten laste van de voorziening - -
Vrijval ten gunste van de winst-en-verliesrekening - -
     
Stand per 31 december 16,9 16,6

De handels- en overige vorderingen hebben een nominale looptijd van korter dan één jaar. Voor de verkregen zekerheden wordt verwezen naar noot 24 ‘Financiële instrumenten’.

Het totaal van de handelsvorderingen, de vorderingen op joint ventures en de overige vorderingen ultimo 2021 bedraagt € 197,5 miljoen (ultimo 2020: € 150,4 miljoen). De ouderdom van deze vorderingen op de balansdatum is als volgt:

In miljoenen euro's 31 dec. 2021 31 dec. 2020
     
Niet vervallen en niet voorzien 193,2 146,2
     
Vervallen en niet voorzien:    
<30 dagen 2,6 2,3
30 - 60 dagen 0,7 1,0
60 - 90 dagen - -
90 - 120 dagen - -
>120 dagen 1,0 0,9
     
Totaal 197,5 150,4

De vervallen en niet-voorziene posten zijn in voorkomende gevallen deels afgedekt middels verkregen bankgaranties of andere verkregen zekerheden.

13. Vennootschapsbelasting

Tussen N.V. Nederlandse Gasunie en haar Nederlandse 100%-groepsmaatschappijen bestaat een fiscale eenheid voor de vennootschapsbelasting. Tussen Gasunie Deutschland GmbH & Co. KG en haar Duitse 100%- groepsmaatschappijen bestaat eveneens een fiscale eenheid voor de Duitse vennootschapsbelastingen. Vorderingen en schulden ingevolge de vennootschapsbelasting van verschillende fiscale eenheden worden niet gesaldeerd.

De te vorderen vennootschapsbelasting is als volgt:

In miljoenen euro's 2021 2020
     
Nederland 19,7 3,9
Duitsland 8,3 -11,0
     
Totaal te vorderen vennootschapsbelasting 28,0 -7,1

De acute vorderingen en verplichtingen inzake de vennootschapsbelasting betreffen de verschuldigde vennootschapsbelasting over het huidige en over de voorgaande boekjaren verminderd met de op (voorlopige) aanslagen betaalde bedragen voor de betreffende fiscale eenheden.

De mutaties in de te vorderen vennootschapsbelasting zijn als volgt:

In miljoenen euro's 2021 2020
     
Stand per 1 januari -7,1 26,2
     
Verschuldigde belastingen over het boekjaar -64,2 -100,9
Correcties voorgaande jaren -2,2 8,5
Betaalde belastingen 101,5 59,1
     
Stand per 31 december 28,0 -7,1

14. Liquide middelen

De liquide middelen zijn als volgt:

In miljoenen euro’s 31 dec. 2021 31 dec. 2020
     
Banken 38,2 16,5
Betalingen onderweg 0,1 1,4
     
Totaal liquide middelen 38,3 17,9

De banksaldi kennen een rentevergoeding op basis van dagrente en zijn direct opvraagbaar.

15. Eigen vermogen toekomend aan de aandeelhouder

Beleid omtrent het kapitaal en de vermogenspositie

Het beleid van de vennootschap met betrekking tot het kapitaal en de vermogenspositie is erop gericht om:

  • De continuïteit van de vennootschap te waarborgen;
  • De financiering van de investeringen in het netwerk alsmede de energietransitie mogelijk te maken, waarbij actief rekening wordt gehouden met duurzaamheidsdoelstellingen;
  • Een kapitaal- en financieringsstructuur aan te houden teneinde de financieringskosten te optimaliseren en een goede toegang tot de financiële markten te behouden.

De vennootschap streeft naar een financieel profiel, dat haar in staat stelt om haar strategie te realiseren en dat gelijktijdig leidt tot een adequate credit rating, die aansluit bij de signatuur van de vennootschap en het beleid van de aandeelhouder.

In noot 16 ‘Rentedragende leningen’ en noot 24 ‘Financiële instrumenten’ is verdere informatie opgenomen over de kapitaalpositie van de vennootschap, de instrumenten die worden gebruikt en de omvang van deze instrumenten.

Voor een nadere toelichting op het eigen vermogen wordt ook verwezen naar de toelichting op het eigen vermogen in de vennootschappelijke jaarrekening (noot 40 ‘Geplaatst kapitaal’, noot 41 ‘Herwaarderingsreserve’, noot 42 ‘Wettelijke reserve’, noot 43 ‘Overige reserves’ en noot 44 ‘Onverdeeld resultaat’).

Geplaatst kapitaal

Het maatschappelijk kapitaal bedraagt € 756.000 en is verdeeld in 7.560 gewone aandelen van elk € 100 nominaal. Hiervan zijn 1.513 aandelen geplaatst en volgestort. In het boekjaar hebben geen mutaties plaatsgevonden in het geplaatste en gestorte kapitaal (2020: idem).

Alle geplaatste aandelen worden gehouden door de Staat der Nederlanden.

Cash flow hedge reserve

De cash flow hedge reserve bedroeg ultimo 2021 minder dan € 0,1 miljoen (ultimo 2020: € nihil) en is om die reden niet afzonderlijk gepresenteerd in het eigen vermogen.

Reële waarde reserve

Voor een toelichting op de reële waarde reserve wordt verwezen naar de toelichting op het eigen vermogen in de vennootschappelijke jaarrekening (noot 42 ‘Wettelijke reserve’).

Overige reserves

De onder de ‘overige reserves’ opgenomen posten hebben het karakter van gecumuleerde resultaten.

16. Rentedragende leningen

Ultimo 2021 bestaat het nominale bedrag aan langlopende leningen van € 3.009,2 miljoen (ultimo 2020: € 3.102,4 miljoen) voor € 2.119,1 miljoen (ultimo 2020: € 2.552,4 miljoen) uit obligatieleningen en voor € 890,0 miljoen (ultimo 2020: € 550,0 miljoen) uit onderhandse leningen. De nog te amortiseren transactiekosten en disagio bedragen € 9,0 miljoen (ultimo 2020: € 9,1 miljoen). Het gaat om leningen die op concernniveau zijn opgenomen, maar mede dienen als financiering voor groepsmaatschappijen.

De mutaties in de rentedragende leningen zijn als volgt:

In miljoenen euro's 2021  2020 
     
Oorspronkelijke nominale hoofdsom per 1 januari 3.300,0 3.450,0
Afgelost tot en met 1 januari -197,6 -326,2
Restant nominale hoofdsom per 1 januari 3.102,4 3.123,8
     
Niet-geamortiseerde transactiekosten en disagio -9,1 -10,5
Boekwaarde per 1 januari 3.093,3 3.113,3
     
Mutaties in het boekjaar:    
     
Aflossingen -733,2 -21,4
Nieuw opgenomen leningen 640,0 -
Amortisatie van transactiekosten en disagio 1,3 1,4
Toevoeging transactiekosten en disagio -1,3 -
     
Totaal mutaties in het boekjaar -93,2 -20,0
     
Oorspronkelijke nominale hoofdsom per 31 december 3.140,0 3.300,0
Afgelost tot en met 31 december  -130,8 -197,6
Restant nominale hoofdsom per 31 december 3.009,2 3.102,4
     
Resterende niet-geamortiseerde transactiekosten en disagio -9,0 -9,1
Boekwaarde per 31 december 3.000,2 3.093,3
     
Gepresenteerd onder de kortlopende schulden -494,2 -733,2
     
Totaal 2.506,0 2.360,1

In 2021 werden twee langlopende obligatieleningen op de expiratiedatum volledig afgelost.

In oktober 2021 gaf de vennootschap een zogenaamde Sustainability-Linked Bond uit ter waarde van € 300,0 miljoen. De overeengekomen looptijd bedraagt 15 jaar; de aflossing vindt ineens plaats aan het einde van de looptijd. De vaste effectieve rente bedraagt 0,76%. Uitgifte van de lening vond plaats in overeenstemming met het Sustainability-Linked Bond Framework. Het Framework is in lijn met de Sustainability-Linked Bond Principles (SLBP's), versie 2020, van de International Capital Markets Association (ICMA). De vennootschap heeft twee doelen gesteld die per 31 december 2030 moeten zijn bereikt. De eerste doelstelling houdt in dat de uitstoot van methaan door de vennootschap met ongeveer 50% moet worden verminderd ten opzichte van 2020. De tweede doelstelling heeft betrekking op de door de vennootschap beïnvloedbare CO2-equivalente emissies die in 2030 met 30% moeten zijn teruggebracht ten opzichte van 2020. De duurzaamheidsdoelen kunnen vanaf 2030 leiden tot een couponverhoging van 0,10% als de vennootschap op 31 december 2030 één doelstelling niet heeft behaald en van 0,20% als de vennootschap beide doelstellingen niet heeft behaald. Deze couponverhogingen zijn ultimo 2021 niet verwerkt in de effectieve rente aangezien thans geen aanleiding bestaat te veronderstellen dat de vennootschap de doelstellingen niet behaalt.  

In mei 2021 is een bedrag van € 90,0 miljoen getrokken op een faciliteit van de Europese Investeringsbank (EIB) inzake de bouw van de stikstofinstallatie van GTS. De overeengekomen vaste rente bedraagt effectief 0,258%. Aflossing vindt ineens plaats uiterlijk in mei 2030. Aansluitend is in juni 2021 het resterende deel van de faciliteit van € 150,0 miljoen opgenomen. De overeengekomen vaste rente voor dit leningdeel bedraagt effectief 0,127%. Aflossing vindt ineens plaats uiterlijk in juni 2029. Voor beide leningdelen geldt dat tussentijdse aflossing is toegestaan. Tot slot is eind 2021 een onderhandse lening van € 100,0 miljoen opgenomen met een looptijd van (maximaal) twee jaar tegen een variabele rente. Ultimo 2021 bedroeg de effectieve rente op deze lening -/- 0,78%.

De vervalkalender van de rentedragende leningen (nominale waarde) is als volgt:

In miljoenen euro's 1e halfjaar 2e halfjaar Totaal
Aflossingsverplichting in      
2022 - 494,2 494,2
2023 - 225,0 225,0
2024 - 175,0 175,0
2025 - 125,0 125,0
2026 650,0 - 650,0
na 2026     1.340,0
Totaal van de aflossingsverplichtingen     3.009,2

Het overzicht van de langlopende leningen, inclusief de kortlopende aflossingsverplichtingen, is als volgt:

In miljoenen euro's            
             
Soort lening Oorspronkelijke hoofdsom Looptijd Effectieve rente Rente herzienings- datum Restant hoofdsom ultimo 2021 Restant hoofdsom ultimo 2020
Onderhandse lening 125,0 2008-2023 4,80% Rentevast tot einde looptijd 125,0 125,0
Onderhandse lening 125,0 2008-2022 4,50% Rentevast tot einde looptijd 125,0 125,0
Onderhandse lening 125,0 2009-2024 4,27% Rentevast tot einde looptijd 125,0 125,0
Onderhandse lening 125,0 2010-2025 3,58% Rentevast tot einde looptijd 125,0 125,0
Onderhandse lening 50,0 2014-2024 1,33% Rentevast tot einde looptijd 50,0 50,0
Onderhandse lening 90,0 2021-2030 0,26% Rentevast tot einde looptijd 90,0 -
Onderhandse lening 150,0 2021-2029 0,13% Rentevast tot einde looptijd 150,0 -
Onderhandse lening 100,0 2021-2023 Variabel Vier keer per jaar op 22 maart, 22 juni, 22 september en 22 december 100,0 -
             
Totaal onderhandse leningen         890,0 550,0
             
Obligatielening 300,0 2006-2021 4,55% Rentevast tot einde looptijd - 300,0
Obligatielening 500,0 2011-2021 3,64% Rentevast tot einde looptijd - 433,3
Obligatielening 500,0 2012-2022 2,70% Rentevast tot einde looptijd 369,2 369,1
Obligatielening 650,0 2016-2026 1,04% Rentevast tot einde looptijd 650,0 650,0
Obligatielening 300,0 2018-2028 1,48% Rentevast tot einde looptijd 300,0 300,0
Obligatielening 500,0 2019-2031 0,47% Rentevast tot einde looptijd 500,0 500,0
Obligatielening 300,0 2021-2036 0,76% Rentevast tot einde looptijd 300,0 -
             
Totaal obligatieleningen         2.119,2 2.552,4
             
Totaal nominale waarde rentedragende leningen         3.009,2 3.102,4

De gewogen gemiddelde effectieve rente van de langlopende leningen bedroeg ultimo 2021 1,6% (ultimo 2020: 2,4%).

Inzake de rentedragende leningen zijn door de vennootschap geen zekerheden gesteld aan de kredietverstrekkers. Ook is geen sprake van belangrijke financiële convenanten of ratio’s waaraan de vennootschap moet voldoen.

Ten aanzien van de leningen die de vennootschap heeft verkregen van de Europese Investeringsbank (EIB) met een resterende waarde ultimo 2021 van € 790,0 miljoen gelden een aantal ‘change-of-control’ voorwaarden met betrekking tot het houden van de aandelen van N.V. Nederlandse Gasunie door de Staat der Nederlanden en met betrekking tot het houden van de aandelen van GTS B.V. door N.V. Nederlandse Gasunie. De vennootschap acht het zeer onwaarschijnlijk dat deze change-of-control gebeurtenissen zich binnen afzienbare tijd aandienen.

Voor een nadere toelichting op de financiële risico’s die samenhangen met de rentedragende leningen en het financiële risicomanagement dat de vennootschap toepast met het doel deze risico’s te beperken, wordt verwezen naar noot 24 ‘Financiële instrumenten’.

17. Leaseverplichtingen

De vennootschap is leasecontracten aangegaan voor onder meer terreinen en gebouwen, regionale transportleidingen en het wagenpark. Deze gebruiksrecht activa worden ingezet voor eigen gebruik; er is geen sprake van sub-leasing. Nadere informatie over de bijbehorende gebruiksrecht activa is opgenomen in noot 5 ‘Materiële vaste activa’.

De mutaties in de leaseverplichtingen zijn als volgt:

In miljoenen euro's 2021 2020
     
Stand per 1 januari 100,0 97,0
     
Nieuwe leaseverplichtingen 9,3 3,4
Beëindigde leaseverplichtingen - -
Modificaties 3,1 7,4
Betaling leasetermijnen -9,6 -9,0
Oprenting 1,5 1,5
Effect omrekening vreemde valuta 0,4 -0,3
     
Totaal 104,7 100,0
     
Gepresenteerd onder de kortlopende schulden -7,8 -7,5
     
Stand per 31 december 96,9 92,5

De leasetermijnen zijn in voorkomende gevallen gebaseerd op schattingen. Dit geldt met name voor de pacht van terreinen. Hoewel deze objecten over het algemeen gepacht worden voor onbepaalde tijd, heeft de vennootschap de mogelijkheid om de pacht op korte termijn op te zeggen. Voor de bepaling van de meest waarschijnlijke lease periode is aansluiting gezocht bij de economische levensduur van het actief (zoals een leiding of een installatie) waarvoor het terrein wordt gepacht.

De gewogen gemiddelde incrementele rentevoet in 2021 bedroeg 1,48% (2020: 1,55%). Leaseovereenkomsten met een looptijd van korter dan één jaar of met een contractwaarde van minder dan € 5.000 zijn niet in de balans opgenomen. De impact hiervan bedraagt ultimo 2021 minder dan € 0,1 miljoen per jaar (ultimo 2020: idem).

Onder modificaties zijn begrepen de tussentijdse aanpassingen van variabelen in de bestaande leasecontracten die leiden tot een wijziging in de waardering van de contracten, zoals verwachte of overeengekomen looptijden en de hoogte van de lease betalingen.

De resterende looptijd van de leaseverplichtingen is als volgt:

In miljoenen euro's 31 dec. 2021 31 dec. 2020
     
     
Resterende looptijd < 1 jaar 7,8 7,5
Resterende looptijd ≥ 1 jaar en ≤ 5 jaar 22,2 21,7
Resterende looptijd > 5 jaar 74,7 70,8
     
Totaal leaseverplichtingen 104,7 100,0

Het kortlopende deel van de leaseverplichtingen is afzonderlijk gepresenteerd onder de kortlopende schulden.

18. Contractverplichtingen

De contractverplichtingen houden verband met de omzetverantwoording van de vennootschap. Voor bepaalde contracten geldt dat het betaalritme niet synchroon loopt met de wijze waarop de vennootschap de omzet aan de boekjaren moet toerekenen. Dit doet zich onder meer voor bij contracten waarbij klanten een financiële bijdrage hebben geleverd in een investering in specifieke transportcapaciteit. Deze bijdragen worden in beginsel toegerekend aan het contract met de klant en niet aan het actief waar de bijdrage betrekking op heeft. Voor dergelijke klantbijdragen wordt een contractverplichting opgenomen, waarbij rekening wordt gehouden met het financieringselement in deze contracten.

Ultimo 2021 bedroegen de totale contractverplichtingen van de vennootschap € 49,8 miljoen (ultimo 2020: € 50,6 miljoen). In onderstaande tabel is het verloop van deze contractverplichtingen weergegeven:

In miljoenen euro's 2021 2020
     
Stand per 1 januari 50,6 50,1
     
Verantwoord als netto-omzet -4,7 -4,4
Oprenting 1,8 1,8
Toevoeging contractverplichtingen 2,1 3,1
     
Totaal 49,8 50,6
     
Gepresenteerd onder de kortlopende schulden -3,6 -3,4
     
Stand per 31 december 46,2 47,2

De resterende looptijd van de contractverplichtingen is als volgt:

In miljoenen euro's 31. dec 2021 31 dec. 2020
     
     
Resterende looptijd < 1 jaar 3,6 3,4
Resterende looptijd ≥ 1 jaar en ≤ 5 jaar 15,3 17,1
Resterende looptijd > 5 jaar 30,9 30,1
     
Totaal contractverplichtingen 49,8 50,6

Het kortlopende deel van de contractverplichtingen is afzonderlijk gepresenteerd onder de kortlopende schulden.

19. Uitgestelde belastingverplichtingen

De tijdelijke verschillen tussen de waardering van de activa en de passiva voor de financiële verslaggeving en de fiscale waardering geven aanleiding tot het opnemen van uitgestelde belastingverplichtingen. De uitgestelde belastingverplichtingen zien met name toe op tijdelijke waarderingsverschillen van materiële vaste activa in Duitsland. Daarnaast is sprake van enkele overige verschillen die leiden tot uitgestelde belastingverplichtingen en -vorderingen.

De uitgestelde belastingverplichtingen en -vorderingen hebben betrekking op de fiscale eenheid voor de Duitse vennootschapsbelastingen en voldoen aan de voorwaarden voor saldering van fiscale schulden. Daarom zijn de uitgestelde belastingen hier gesaldeerd weergegeven.

De mutaties in de uitgestelde belastingverplichtingen in 2021 zijn als volgt:

In miljoenen euro’s Materiële vaste activa Financiële vaste activa Voorziening inzake personeels-beloningen Voorziening voor opruimings-kosten en saneringen Overige uitgestelde belasting-verplichtingen Totaal
             
Stand per 1 januari 2021 170,0 11,3 -23,0 20,8 - 179,1
             
Realisatie tijdelijke verschillen in winst-en-verliesrekening 4,8 0,1 -0,2 1,0 5,9 11,6
Realisatie tijdelijke verschillen in Eigen Vermogen - - 3,2 - - 3,2
             
Stand per 31 december 2021 174,8 11,4 -20,0 21,8 5,9 193,9

Van de uitgestelde belastingverplichting heeft ultimo 2021 een bedrag van € 193,9 miljoen (ultimo 2020: € 179,1 miljoen) een looptijd van meer dan één jaar.

De mutaties in de uitgestelde belastingverplichtingen in 2020 zijn als volgt:

In miljoenen euro’s Materiële vaste activa Financiële vaste activa Voorziening inzake personeels-beloningen Voorziening voor opruimings-kosten en saneringen Overige uitgestelde belasting-verplichtingen Totaal
             
Stand per 1 januari 2020 164,8 11,5 -20,7 19,7 - 175,3
             
Realisatie tijdelijke verschillen in winst-en-verliesrekening 5,2 -0,2 -0,4 1,1 - 5,7
Realisatie tijdelijke verschillen in Eigen Vermogen - - -1,9 - - -1,9
             
Stand per 31 december 2020 170,0 11,3 -23,0 20,8 - 179,1

20. Personeelsbeloningen

De in de balans opgenomen verplichtingen uit hoofde van personeelsbeloningen betaalbaar op termijn zijn als volgt:

In miljoenen euro's 31 dec. 2021 31 dec. 2020
     
Pensioenverplichtingen Gasunie Deutschland 107,5 116,8
Jubileumuitkeringen 10,3 10,3
Secundaire arbeidsvoorwaarden na pensionering 0,4 0,4
     
Totaal personeelsbeloningen 118,2 127,6

Voorzieningen pensioenverplichtingen Gasunie Deutschland

De pensioenregeling van de werknemers van Gasunie Deutschland die vóór 2012 in dienst zijn getreden, is een toegezegd-pensioenregeling, die is gebaseerd op een eindloonsysteem. De aanspraken van deze werknemers zijn niet  gefinancierd. Deze regeling wordt behandeld als een toegezegd-pensioenregeling.  

De voorziening heeft grotendeels een langlopend karakter. De daling van de pensioenverplichting in 2021 wordt voornamelijk verklaard door een stijging van de disconteringsvoet ultimo 2021.

De pensioenverplichting per ultimo boekjaar is samengevat in onderstaand meerjarenoverzicht:

In miljoenen euro's 31 dec. 2021 31 dec. 2020 31 dec. 2019 31 dec. 2018 31 dec. 2017
           
Contante waarde toegekende pensioenaanspraken 107,5 116,8 108,5 91,8 88,1
Pensioenvoorziening 107,5 116,8 108,5 91,8 88,1
Ervaringsaanpassingen verplichtingen van de regeling -1,0 -2,2 0,1 1,3 -1,4

De gewogen gemiddelde looptijd van de pensioenverplichtingen bedraagt ultimo 2021 ca. 20 jaar (ultimo 2020: ca. 21 jaar). De aannames die ten grondslag liggen aan de berekening van de pensioenverplichtingen zijn als volgt:

  31 dec. 2021 31 dec. 2020
     
Disconteringsvoet 1,2% 0,8%
Verwachte toekomstige salarisverhogingen 2,7% 2,7%
Verwachte toekomstige pensioenverhogingen 1,7% 1,7%

Het verloop van de contante waarde van de pensioenverplichting is als volgt:

In miljoenen euro's 2021 2020
     
Stand per 1 januari 116,8 108,5
     
Toename toegekende pensioenaanspraken 2,6 2,6
Oprenting 0,9 1,2
Actuarieel resultaat en ervaringsaanpassingen -10,9 6,2
Betaalde pensioenuitkeringen -1,9 -1,7
     
Stand per 31 december 107,5 116,8

De actuariële resultaten zijn als volgt:

In miljoenen euro's 2021 2020
     
Aanpassing in actuariële financiële veronderstellingen -9,9 8,4
Ervaringsaanpassingen -1,0 -2,2
     
Totaal actuarieel resultaat op pensioenaanspraken -10,9 6,2

Het actuarieel resultaat over 2021 is met name beïnvloed door een stijging van de disconteringsvoet ultimo 2021 (2020: daling van de disconteringsvoet).

Het totaal van rechtstreeks in het totaalresultaat verwerkte actuariële resultaten over 2021 bedraagt € 10,9 miljoen (2020: -/- € 6,2 miljoen). Het cumulatieve saldo van de actuariële resultaten, voor aftrek van uitgestelde belastingen, bedraagt ultimo 2021 -/- € 36,3 miljoen (ultimo 2020: -/- € 47,2 miljoen). De actuariële resultaten zijn in het totaalresultaat verwerkt.

De gevoeligheid van de berekening van de voorziening voor pensioenverplichtingen is als volgt:

  • Als de disconteringsvoet wijzigt met 0,1%-punt, dan leidt dit indicatief (en onder overige gelijkblijvende omstandigheden) tot een wijziging in de contante waarde van de toegekende pensioenaanspraken en een wijziging in het totaalresultaat van € 2,1 miljoen (2020: € 2,4 miljoen);
     
  • Als de verwachte toekomstige salarisverhoging wijzigt met 0,1%-punt, dan leidt dit indicatief (en onder overige gelijkblijvende omstandigheden) tot een wijziging in de contante waarde van de toegekende pensioenaanspraken en een wijziging in het totaalresultaat van € 0,4 miljoen (2020: € 0,5 miljoen);
     
  • Als de verwachte toekomstige pensioenverhoging wijzigt met 0,1%-punt, dan leidt dit indicatief (en onder overige gelijkblijvende omstandigheden) tot een wijziging in de contante waarde van de toegekende pensioenaanspraken en een wijziging in het totaalresultaat van € 1,6 miljoen (2020: € 1,8 miljoen).

De totale pensioenlasten uit hoofde van de toegezegd-pensioenregeling in de winst-en-verliesrekening bestaan uit:

In miljoenen euro's 2021 2020
     
Toename toegekende pensioenaanspraken 2,6 2,6
Oprenting 0,9 1,2
     
Totaal pensioenlasten 3,5 3,8

Voorziening voor jubileumuitkeringen

De voorziening heeft betrekking op de jubileumuitkeringen die de vennootschap uitkeert aan haar werknemers bij dienstjubilea. De mutaties in deze voorziening zijn als volgt:

In miljoenen euro's 2021 2020
     
Stand per 1 januari 10,3 9,5
     
Toevoegingen ten laste van de winst-en-verliesrekening 0,1 1,0
Onttrekkingen uit de voorziening -0,1 -0,2
Vrijval ten gunste van de winst-en-verliesrekening - -
     
Stand per 31 december 10,3 10,3

De voorziening heeft grotendeels een langlopend karakter.

Voorziening voor kosten van de secundaire arbeidsvoorwaarden na pensionering voor post-actieve en gepensioneerde werknemers

De voorziening heeft betrekking op bepaalde vergoedingen die de vennootschap verstrekt aan haar post-actieve en gepensioneerde werknemers. De mutaties in deze voorziening zijn als volgt:

In miljoenen euro's 2021 2020
     
Stand per 1 januari 0,4 0,4
     
Toevoegingen ten laste van de winst-en-verliesrekening 0,1 0,1
Onttrekkingen uit de voorziening -0,1 -0,1
Vrijval ten gunste van de winst-en-verliesrekening - -
     
Stand per 31 december 0,4 0,4

De voorziening heeft grotendeels een langlopend karakter.

21. Overige voorzieningen

De overige voorzieningen bestaan volledig uit de voorziening voor bepaalde opruimingskosten en saneringen.

Voorziening voor opruimingskosten en saneringen

De voorziening voor opruimingskosten en saneringen is in 2010 gevormd naar aanleiding van besluiten van de vennootschap om specifieke activa in Nederland buitengebruik te stellen of te verwijderen. Wet- en regelgeving en vergunningen, onder meer op het gebied van milieu en ruimtelijke ordening, vereist in die voorkomende gevallen dat sanering plaatsvindt.

De voorziening heeft betrekking op saneringen van buiten bedrijf gestelde leidingen. Het saneringsprogramma omvat tevens reeds ontkoppelde leidingen en in het verleden van derden overgenomen leidingen waarvoor de vennootschap thans verantwoordelijk is. Het saneringsprogramma heeft ultimo 2021 een resterende looptijd van enige jaren.

De vennootschap acht het niet aannemelijk dat het integraal opruimen van transportleidingen en toebehoren aan de orde zal komen. De vennootschap heeft in haar oordeel overwogen dat transport van aardgas in de komende jaren belangrijk blijft. Daarnaast ziet de vennootschap voldoende mogelijkheden voor diverse alternatieve aanwendingen, waaronder het transport van alternatieve energiedragers, zoals waterstof. Verwacht wordt dat het bestaande aardgastransportnetwerknetwerk gefaseerd ingezet wordt voor het transporteren van alternatieve energiedragers in de nabije en ook verdere toekomst. Daarnaast geldt dat de opbrengsten van een alternatieve aanwending (op termijn) verminderd met de kosten van conservering naar verwachting opwegen tegen de (maatschappelijke) kosten van het opruimen. Een voorziening voor opruimingskosten voor het gastransportnet als geheel op langere termijn is vanwege voornoemde overwegingen niet opgenomen.

Bij het bepalen van de voorziening voor opruimingskosten en saneringen neemt de vennootschap in ogenschouw dat haar oordelen en schattingen beïnvloed kunnen worden door de ontwikkelingen op het gebied van de energietransitie en door aangescherpte milieu- en klimaatdoelstellingen. Met de recente politieke besluitvormingen op het gebied van waterstof, warmte en CO2 en een nieuw kabinet dat sterk inzet op klimaat, wordt de langetermijnvisie steeds concreter en naar verwachting in de komende jaren verder uitgewerkt. De vennootschap past de voorziening voor opruimingskosten en saneringen op iedere balansdatum aan op de meest recente ontwikkelingen. Voornoemde ontwikkelingen kunnen in toekomstige jaren leiden tot het bijstellen van de reikwijdte van de voorziening voor saneringen, bijvoorbeeld als bepaalde netwerkonderdelen geen toekomstige alternatieve aanwending kennen waar dit eerder wel werd verwacht. Daarnaast kan de voorziening worden aangepast als op basis van ervaringscijfers de technische wijze van saneren verandert of als de kosten van historische saneringen aanleiding geven om uit te gaan van hogere of lagere kosten voor toekomstige saneringen.

De mutaties in de voorziening zijn als volgt:

In miljoenen euro's 2021 2020
     
Stand per 1 januari 30,2 35,1
     
Dotaties ten laste van de winst-en-verliesrekening 5,0 -
Oprenting ten laste van de winst-en-verliesrekening - 0,6
Onttrekkingen ten laste van de voorziening -6,6 -5,5
     
Stand per 31 december 28,8 30,2

Het kortlopend deel van de voorziening voor opruimingskosten en saneringen bedraagt ultimo 2021 naar verwachting € 5,7 miljoen (ultimo 2020: € 6,6 miljoen). Dit bedrag is niet afzonderlijk vermeld onder de kortlopende verplichtingen. De disconteringsvoet bedraagt in 2021 0,0% (2020: 1,0%). De daling in de disconteringsvoet is met name gelegen in de gedaalde (op balansdatum negatieve) marktrentes in vergelijking met 2020. De dotatie aan de voorziening houdt voornamelijk verband met een herziening van de scope van de nog op te ruimen leidingen waarvoor de vennootschap thans verantwoordelijk is.

22. Kortlopende financieringsverplichtingen

De kortlopende financieringsverplichtingen zijn als volgt:

In miljoenen euro’s 31 dec. 2021 31 dec. 2020
     
Aflossingsverplichtingen op langlopende leningen 494,2 733,2
Kortlopende leningen 250,0 225,0
     
Totaal kortlopende financieringsverplichtingen 744,2 958,2

Nadere informatie over de langlopende rentedragende leningen is opgenomen in noot 16 ‘Rentedragende leningen’.

De vennootschap heeft ultimo 2021 voor € 250,0 miljoen (ultimo 2020: € 225,0 miljoen) aan kortlopende rentedragende leningen opgenomen tegen marktconforme voorwaarden. Het gaat om opgenomen deposito’s en uitgegeven commercial paper met looptijden korter dan één jaar (in de praktijk variërend tussen één dag en negentig dagen).

23. Handels- en overige schulden

De specificatie van de handels- en overige schulden is als volgt:

In miljoenen euro's 31 dec. 2021 31 dec. 2020
     
Handelsschulden 57,1 17,8
Overige belastingen en premies sociale verzekeringen 7,8 7,0
Overige schulden en overlopende passiva 240,0 203,4
     
Totaal handels- en overige schulden 304,9 228,2

De overige belastingen en premies sociale verzekeringen bestaan met name uit te betalen omzetbelasting, premies sociale verzekeringen en te betalen loonheffing.

De overige schulden en overlopende passiva bestaan met name uit opgelopen rente op leningen, te ontvangen facturen, ontvangen security deposits en schulden aan joint ventures. De ontvangen security deposits betreffen gestelde zekerheden die door klanten aan de vennootschap zijn verstrekt ter afdekking van het debiteurenrisico. Over de security deposits wordt een marktconforme rente berekend. Ultimo 2021 bedragen de ontvangen security deposits € 44,7 miljoen (ultimo 2020: € 34,9 miljoen). De schulden aan joint ventures bedragen ultimo 2021 € 26,3 miljoen (ultimo 2020: € nihil) en hebben volledig betrekking op het cashpool management dat de vennootschap uitvoert ten behoeve van enkele joint ventures.

De handels- en overige schulden zijn, behalve de ontvangen security deposits, niet rentedragend en hebben een looptijd van korter dan één jaar.

24. Financiële instrumenten

Algemeen

De belangrijkste financiële risico’s waaraan de vennootschap onderhevig is, zijn het marktrisico (bestaande uit renterisico, valutarisico en prijsrisico), het kredietrisico en het liquiditeitsrisico. De vennootschap past financieel risicomanagement toe met als doel deze risico’s te beperken door middel van operationele en financiële maatregelen. Afhankelijk van de aard en omvang van de risico’s worden daartoe zo nodig specifieke afdekkingsinstrumenten ingezet.

De vennootschap kan gebruik maken van afgeleide financiële instrumenten voor het beheersen van rente-, valuta- en prijsrisico’s die voortvloeien uit de gewone bedrijfsuitoefening. Afgeleide financiële instrumenten worden uitsluitend ingezet voor afdekking van risico’s en niet voor handels- of andere doeleinden.

Renterisico

Het door de vennootschap gelopen renterisico is het risico dat toekomstige uitgaande rentekasstromen zullen toenemen door veranderingen in de marktrente van rentedragende leningen met een variabele rente en van opgenomen deposito’s en uitgegeven commercial paper met looptijden korter dan één jaar. Het renterisico over deze instrumenten, voor zover gehouden door de vennootschap zelf of door haar 100% groepsmaatschappijen, is ultimo 2021 niet afgedekt (ultimo 2020: idem). Daarnaast loopt de vennootschap een renterisico in de periode tussen het besluit tot en de realisatie van de uitgifte of herfinanciering van langlopende leningen met een vaste rente.

De vennootschap heeft gemiddeld genomen tussen de 5-10% van het lang vreemd vermogen (inclusief de kortlopende aflossingsverplichting op de langlopende leningen) uitstaan in de vorm van kortlopende financieringen tegen een variabele rente. Daarnaast is ultimo 2021 sprake van € 100,0 miljoen (ultimo 2020: € nihil) aan uitstaande langlopende leningen met een variabele rente. Bij een rentewijziging van 1%-punt wijzigen de rentelasten per jaar met ongeveer € 2,5 tot € 4,0 miljoen. Het renterisico op deze leningen is gezien de beperkte omvang en looptijd niet afgedekt.

Valutarisico

Valutarisico’s ontstaan als contracten of transacties zijn overeengekomen in een valuta die ongelijk is aan de functionele valuta. Het valutarisico dat de vennootschap loopt, betreft het risico dat toekomstige kasstromen, waaronder die uit vorderingen en schulden, fluctueren als gevolg van veranderingen in de valutakoersen.

In het kader van de normale bedrijfsactiviteiten is het valutarisico beperkt, omdat de meeste transacties plaatsvinden in euro’s. Slechts voor een beperkt aantal transacties geldt dat deze plaatsvinden in valuta anders dan de euro. Voor een aantal van deze transacties beoogt de vennootschap het valutarisico te beperken of te neutraliseren door de inzet van specifieke risicoafdekkingsinstrumenten, zoals valutatermijncontracten. Valutarisico's worden afgedekt als er in voldoende mate zekerheid bestaat over de omvang en het tijdstip van de kasstromen in vreemde valuta. Dit doet zich onder meer voor bij de afdekking van het valutarisico op transacties in Zwitserse franken en Britse ponden.

Ultimo 2021 was voor omgerekend € 2,9 miljoen aan transacties in Zwitserse franken afgedekt (ultimo 2020: € 5,7 miljoen) door middel van valutatermijncontracten. Deze afdekking heeft volledig betrekking op de periodieke teruggave bronbelasting samenhangend met de dividenduitkeringen door de deelneming Nord Stream (gevestigd te Zwitserland) aan Gasunie. De openstaande belastingteruggaven zijn voor 100% afgedekt. De afdekkingsinstrumenten hebben ultimo 2021 een looptijd van korter dan één jaar (ultimo 2020: idem).

Verder is het valutarisico op een aantal toekomstige verplichtingen in Britse ponden afgedekt door het aanhouden van deze vreemde valuta op een bankrekening in Britse ponden. Ultimo 2021 bedroeg het saldo Britse ponden omgerekend € 5,2 miljoen (ultimo 2020: € 5,5 miljoen).

Er zijn ultimo 2021 geen andere vreemde valutaposities van significante omvang (ultimo 2020: idem).

Prijsrisico

Ten behoeve van de dagelijkse bedrijfsactiviteiten, waaronder het gastransport, balanceeracties in het gastransportnetwerk en de interne en externe productie van stikstof voor de kwaliteitsconversie, maakt de vennootschap gebruik van gas en elektriciteit. Hiervoor zijn gas- en elektriciteitsleveringscontracten gesloten met energieleveranciers. De contracten die de vennootschap heeft gesloten, zijn in de markt gangbare leveringscontracten, waarbij de prijs van energie variabel is en wordt bepaald aan de hand van de vigerende spotmarktprijzen op het moment van contractering/levering. Er geldt geen minimale afnameverplichting. De energieleveringscontracten hebben over het algemeen een relatief korte looptijd (3-5 jaar). De vennootschap loopt een prijsrisico als de variabele kosten van gas en elektriciteit toenemen, voorzover deze prijsstijgingen uit hoofde van de reguleringsafspraken niet nagecalculeerd mogen worden in de toekomstige tarieven. Voor het boekjaar 2021 geldt dat het prijsrisico gedeeltelijk mag worden nagecalculeerd in de toekomstige tarieven in Nederland en Duitsland. Een nadere toelichting over het prijsrisico is opgenomen in noot 1 ‘Significante aangelegenheden en gebeurtenissen in 2021’. Daarnaast loopt de vennootschap een energieprijsrisico bij de uitvoering van bepaalde investeringsprojecten.

Om het prijsrisico uit hoofde van de dagelijkse bedrijfsactiviteiten voor de vennootschap te mitigeren – en daarmee ook stabiliteit in de regulatoire tarieven na te streven – hanteert de vennootschap een risicoafdekkingsbeleid en een bijbehorende inkoopstrategie. Uitgangspunt van dit beleid is dat de vennootschap niet handelt met energieleveringscontracten en geen speculatieve posities inneemt. De vennootschap is gecommitteerd om de gecontracteerde volumes energie zelf af te nemen en te gebruiken ten behoeve van de dagelijkse bedrijfsactiviteiten.

De energieleveringscontracten kennen de contractuele mogelijkheid om prijzen voor bepaalde toekomstige leveringsperiodes gedeeltelijk te fixeren. Dit kan onder de huidige contracten maximaal drie jaar vooruit plaatsvinden. Bij het doen van deze zogenaamde termijninkopen houdt de vennootschap rekening met de verwachte periodieke energiebehoefte ten einde aan de eigen gebruik voorwaarden te voldoen. De gewenste mate van afdekking van het prijsrisico verschilt per groepsmaatschappij, waarbij de voorspelbaarheid van de omvang en de timing van het energieverbruik mede bepalend zijn. Door GTS wordt gestreefd naar een afdekking van ten minste 65% van het verwachte energieverbruik, waarbij de mate van afdekking mede wordt bepaald op basis van de actuele en de forward prijzen. Voor Gasunie Deutschland wordt onder de huidige inkoopcontracten en binnen de huidige reguleringskaders zeer beperkt of niet gebruik gemaakt van prijsfixatie. Voor de andere belangrijke groepsmaatschappijen, zoals EnergyStock en BBL, varieert de mate van prijsfixatie, omdat het energieverbruik en de timing daarvan in de praktijk hier minder goed voorspelbaar is. Energieverbruik dat niet middels termijnleveringscontracten is gecontracteerd, wordt gekocht op de spotmarkt op het moment dat de energievraag ontstaat.

Ultimo 2021 bedroeg de nominale waarde van de termijnleveringscontracten voor het eigen gebruik van energie ongeveer € 76,1 miljoen (ultimo 2020: € 30,3 miljoen). De termijnleveringen zien volledig toe op leveringen van elektriciteit en gas in het boekjaar 2022. Ingevolge IFRS 9.2.4 zijn de verplichtingen uit hoofde van de termijnleveringen niet in de balans opgenomen.

Kredietrisico

Het kredietrisico bestaat uit het verlies dat zou ontstaan als tegenpartijen volledig of gedeeltelijk in gebreke zouden blijven en hun contractuele verplichtingen niet na zouden komen. De vennootschap loopt op balansdatum geen belangrijk kredietrisico ten aanzien van een enkele individuele afnemer of tegenpartij (ultimo 2020: idem).

Bij toepassing van (afgeleide) financiële instrumenten hanteert de vennootschap ter beperking van het kredietrisico strikte limieten per tegenpartij. Hierdoor wordt de hoogte van het risico dat op betreffende tegenpartij wordt gelopen, beperkt. De vennootschap heeft selectiecriteria opgesteld ten aanzien van tegenpartijen in financiële transacties. Deze criteria beperken het risico verbonden aan mogelijke kredietconcentraties en marktrisico’s.

Om het kredietrisico op handels- en overige vorderingen te beperken, vraagt de vennootschap in voorkomende gevallen om garantiestellingen van haar klanten en andere partijen waarmee transacties plaatsvinden.

De vennootschap heeft de volgende garantiestellingen ontvangen van derden:

In miljoenen euro's   31 dec. 2021   31 dec. 2020
  Aantal Waarde Aantal Waarde
         
Security Deposits 122 44,7 89 34,9
Bankgaranties 61 107,6 62 94,1
Parent Company Guarantees 33 401,2 31 385,7
Letters of Awareness 6 110,9 6 108,4
Surety Agreements 8 24,2 10 32,0
         
Totaal ontvangen garantiestellingen 230 688,6 198 655,1

De ontvangen zekerheden hebben met name betrekking op garanties behorende bij de gastransportovereenkomsten alsmede garanties verstrekt door aannemers en leveranciers betrokken bij grote investeringsprojecten. De security deposits worden in geld aangehouden en zijn rentedragend. Over de security deposits wordt een marktconforme rente berekend. De letters of awareness betreffen met name garanties die zijn ontvangen van de moedermaatschappij van de klanten die het betreft, waarbij de garantie van rechtswege ongelimiteerd is. Voor de kwantificering van de waarde van de garanties is uitgegaan van een interne kredietwaardigheidsanalyse en de aansluitend door de vennootschap bepaalde maximale toegestane open positie van de betreffende klanten.

De looptijd van de ontvangen garantiestelling is over het algemeen kort van aard (een tot drie jaar), maar enkele garanties kennen een looptijd van meer dan vijf jaar. De garantiestellingen zijn niet vrij overdraagbaar.

Liquiditeitsrisico

Het liquiditeitsrisico is het risico dat de vennootschap over onvoldoende liquide middelen beschikt om aan de direct opeisbare verplichtingen te voldoen. Voor de kwantificering van het liquiditeitsrisico werkt de vennootschap met een meerjarenplanning voor de kapitaalslasten en de investeringen en een liquiditeitsprognose met een horizon van minimaal een jaar voor de operationele uitgaven. Ten aanzien van de op balansdatum aangehouden afdekkingsinstrumenten gelden geen verplichtingen om onderpand te storten als de reële waarde van deze instrumenten negatief is.

Het financieringsbeleid van de vennootschap is mede het reduceren van het liquiditeitsrisico tegen zo laag mogelijke kosten. De mogelijkheden tot reduceren van dit risico hangen mede samen met de solvabiliteit van de vennootschap. Gasunie is een solvabele vennootschap en kan daardoor relatief eenvoudig kredietfaciliteiten aantrekken. Gasunie’s lange termijn kredietwaardigheid volgens Standard & Poor’s is AA- met een stabiel vooruitzicht. De korte termijn rating is A-1+. Bij Moody’s Investors Service is de lange termijn kredietwaardigheid A1 met een stabiel vooruitzicht en is de korte termijn rating P-1.

Om het liquiditeitsrisico af te dekken, heeft de vennootschap ultimo 2021 een niet-gecommitteerde rekening- courant faciliteit van € 45 miljoen (ultimo 2020: € 45 miljoen), een gecommitteerde kredietfaciliteit van € 600 miljoen (ultimo 2020: € 600 miljoen) en een Euro Commercial Paper (ECP) programma ter grootte van € 750 miljoen (ultimo 2020: € 750 miljoen) en een European Medium Term Note (EMTN) programma ter grootte van € 7,5 miljard (ultimo 2020: € 7,5 miljard). De gecommitteerde kredietfaciliteit is in maart 2021 tussentijds verlengd met een jaar. De overeenkomst heeft daardoor een looptijd tot april 2026 en kan nog met een jaar worden verlengd tot april 2027. Op de gecommitteerde kredietfaciliteit zijn het afgelopen jaar geen gelden getrokken. De vennootschap heeft als onderdeel van de normale bedrijfsuitoefening regelmatig kortlopende leningen op de geldmarkt aangetrokken in de vorm van deposito leningen en schuldpapier onder het ECP. Binnen het EMTN programma is ultimo 2021 € 2,9 miljard (ultimo 2020: € 2,6 miljard) aan leningen geplaatst. Het EMTN programma wordt regelmatig geactualiseerd en is geldig tot september 2022.  

Overzicht toekomstige kasstromen
Het overzicht van de vervaltermijnen van toekomstige kasstromen met betrekking tot de langlopende en kortlopende financiële verplichtingen uitstaand op de balansdatum is als volgt:

In miljoenen euro's Totaal Direct opeisbaar < 1 jaar 1-5 jaar > 5 jaar
           
2021          
Langlopende schulden          
- rentedragende leningen 2.515,0 - - 1.175,0 1.340,0
- leaseverplichtingen 104,7 - 7,8 22,2 74,7
           
Kortlopende schulden          
- kortlopende financieringsverplichtingen 744,2 - 744,2 - -
- handels- en overige schulden 57,1 30,1 27,0 - -
- belastingverplichtingen 7,8 - 7,8 - -
- overige schulden en overlopende passiva 240,0 15,1 224,9 - -
           
Rentebetalingen op verplichtingen 157,2 - 39,3 80,6 37,3
           
Totaal ultimo 2021 3.826,0 45,2 1.051,0 1.277,8 1.452,0

Het overzicht van de vervaltermijnen van toekomstige kasstromen met betrekking tot de langlopende en kortlopende financiële verplichtingen in 2020 is als volgt:

In miljoenen euro's Totaal Direct opeisbaar < 1 jaar 1-5 jaar > 5 jaar
           
2020          
Langlopende schulden          
- rentedragende leningen 2.369,2 - - 919,2 1.450,0
- leaseverplichtingen 100,0 - 7,5 21,7 70,8
           
Kortlopende schulden          
- kortlopende financieringsverplichtingen 958,2 - 958,2 - -
- handels- en overige schulden 17,8 17,4 0,4 - -
- belastingverplichtingen 7,0 - 7,0 - -
- overige schulden en overlopende passiva 203,3 27,1 176,2 - -
           
Rentebetalingen op verplichtingen 183,3 - 58,9 97,3 27,1
           
Totaal ultimo 2020 3.838,8 44,5 1.208,2 1.038,2 1.547,9

Reële waarde

In deze jaarrekening zijn diverse financiële instrumenten opgenomen die zijn gewaardeerd op de reële waarde of waarvoor de reële waarde kan afwijken van de boekwaarde op basis van de geamortiseerde kostprijs. Het betreft:

  • Overige deelnemingen;
  • Rentedragende leningen;
  • Overige primaire financiële instrumenten.

De wijze van reële waarde bepaling is beschreven onder het hoofd ‘Bepaling van de reële waarde’ in de grondslagen voor de waardering en de resultaatbepaling.

Overige deelnemingen
De waarde ultimo 2021 van de in de balans op reële waarde gewaardeerde overige deelnemingen bedraagt € 515,2 miljoen (ultimo 2020: € 509,3 miljoen). Het gaat om een reële waarde bepaling volgens niveau 3 (ultimo 2020: niveau 3). Voor meer informatie wordt verwezen naar noot 9 ‘Overige deelnemingen’ van de toelichting op de geconsolideerde jaarrekening.

Rentedragende leningen
De rentedragende leningen zijn obligatieleningen met een notering aan Euronext te Amsterdam alsmede onderhandse leningen.

De reële waarde van de beursgenoteerde obligaties is gelijk aan de slotkoers per balansdatum. Dit betreft een reële waarde bepaling volgens niveau 1 (ultimo 2020: niveau 1). De reële waarde van de onderhandse leningen is berekend door verwachte toekomstige kasstromen contant te maken tegen een disconteringsvoet die gelijk is aan de geldende risicovrije marktrente voor de resterende looptijd, vermeerderd met krediet- en liquiditeitsopslagen. Hierbij is rekening gehouden met het eigen risicoprofiel. Dit is een reële waarde bepaling volgens niveau 2 (ultimo 2020: niveau 2).

De boekwaarde en de reële waarde van de rentedragende leningen ultimo 2021 is als volgt:

In miljoenen euro's     31 dec. 2021     31 dec. 2020
  Boekwaarde Reële waarde Verschil Boekwaarde Reële waarde Verschil
             
Obligatieleningen 2.110,2 2.161,3 51,2 2.543,3 2.669,8 126,5
Onderhandse leningen 890,0 960,3 70,3 550,0 631,3 81,3
             
Totaal rentedragende leningen 3.000,2 3.121,6 121,5 3.093,3 3.301,1 207,8

Overige primaire financiële instrumenten
De overige primaire financiële instrumenten bestaan uit handels- en overige vorderingen, liquide middelen, kortlopende financieringsverplichtingen (exclusief de kortlopende aflossingsverplichtingen op langlopende leningen) en handels- en overige schulden.

Voor deze instrumenten benadert de boekwaarde de reële waarde gegeven de korte looptijd van deze instrumenten.

25. Niet in de balans opgenomen verplichtingen

Investeringsverplichtingen

Ultimo 2021 is de vennootschap voorwaardelijke investeringsverplichtingen aangegaan ter hoogte van € 168,0 miljoen (ultimo 2020: € 205,2 miljoen). De verplichtingen houden met name verband met de ontwikkeling van een nieuwe stikstoffabriek, enkele uitbereidingsinvesteringen in Duitsland en de reguliere vervangingsinvesteringen in Nederland.

Verstrekte garantiestellingen

De vennootschap heeft (indirect) de volgende garantiestellingen afgegeven aan derden:

In miljoenen euro's   31 dec. 2021   31 dec. 2020
  Aantal Waarde Aantal Waarde
         
Bankgaranties 4 0,4 4 0,4
Parent Company Guarantees 12 57,6 11 92,5
Overig 1 0,8 1 0,8
         
Totaal verstrekte garantiestellingen 17 58,8 16 93,7

De verstrekte zekerheden omvatten hoofdzakelijk zekerheden en garanties verstrekt aan klanten van de vennootschap en van de joint ventures en aan enkele leveranciers en overige belanghebbenden. De garantiestellingen zijn niet vrij overdraagbaar. De looptijd van de verstrekte zekerheden bedraagt over het algemeen 5 tot 10 jaar; een beperkt aantal zekerheden heeft geen overeengekomen einddatum.

Meerjarige verplichtingen

De meerjarige verplichtingen zijn als volgt:

Looptijd   Contractwaarde
In miljoenen euro's 31 dec. 2021 31 dec. 2020
     
0 – 1 jaar  42,1 66,1
1 – 5 jaar 93,7 67,3
> 5 jaar 57,2 63,9
     
Totaal meerjarige verplichtingen 193,0 197,3

De meerjarige verplichtingen hebben voornamelijk betrekking op de inkoop van stikstofproductiecapaciteit en ICT- en overige diensten. In de meerjarige verplichtingen zijn niet begrepen de bedragen die betrekking hebben op de toekomstige levering van energie uit hoofde van de termijnleveringscontracten die de vennootschap is aangegaan. Nadere informatie over deze contracten is opgenomen in noot 24 ‘Financiële instrumenten’ onder het hoofd prijsrisico.

Hoofdelijke aansprakelijkheid fiscale eenheid

N.V. Nederlandse Gasunie vormt samen met haar Nederlandse 100% groepsmaatschappijen een fiscale eenheid voor de heffing van vennootschapsbelasting en omzetbelasting. Op grond van de Invorderingswet is de vennootschap hoofdelijk aansprakelijk voor de schulden inzake de vennootschapsbelasting en omzetbelasting van alle bij de fiscale eenheid betrokken vennootschappen. In Duitsland geldt een soortgelijk aansprakelijkheidsregime voor de Duitse fiscale eenheid.

Hoofdelijke aansprakelijkheid persoonsvennootschappen

De vennootschap heeft indirect een aantal samenwerkingsverbanden in de vorm van persoonsvennootschappen (zonder rechtspersoonlijkheid). Daarnaast is de vennootschap indirect beherend vennoot in een aantal commanditaire vennootschappen. De groepsmaatschappij die de boven de betreffende vennootschap zonder rechtspersoonlijkheid staat, en ook de beherende vennoten, zijn hoofdelijk aansprakelijk voor de verplichtingen die deze persoonsvennootschappen zijn aangegaan.

26. Netto-omzet

De netto-omzet nam met 1,0% toe ten opzichte van het vorige boekjaar (2020: toename van 7,4%). De stijging van de omzet is onder meer te verklaren door een hogere omzet uit hoofde van niet-gereguleerde en/of van regulering vrijgestelde diensten. De omzet uit hoofde van de gereguleerde diensten was ongeveer gelijk aan 2020. De gereguleerde omzet in Nederland nam weliswaar toe door met name hogere tarieven voor 2021, maar in Duitsland daalde de gereguleerde omzet als gevolg van veranderende internationale gasstromen, hetgeen resulteerde in een lagere vraag naar transportcapaciteit bij Gasunie Deutschland

Als gevolg van het systeem van regulering in zowel Nederland als Duitsland bevat de omzet – voor het deel dat is gereguleerd – jaarlijks diverse zogenoemde nacalculaties. Als de werkelijke omzet afwijkt van de door de toezichthouder toegestane omzet, wordt het verschil verrekend in de tarieven van volgende jaren. Omgekeerd bevat de omzet over het boekjaar 2021 ook verrekeningen uit voorgaande boekjaren. Onder de huidige IFRS-standaarden worden deze verrekeningen niet in de balans opgenomen, maar verantwoord in het jaar waarin de verrekening plaatsvindt. 

Informatie over operationele activiteiten

De vennootschap categoriseert haar opbrengsten naar de manier waarop economische factoren de aard, omvang, timing, en onzekerheid van de kasstromen beïnvloeden. In het geval van Gasunie zijn twee categorieën te onderscheiden. De eerste omzetstroom betreft de omzet uit hoofde van de gereguleerde transport- en aanverwante diensten, zoals gegenereerd door de bedrijfsonderdelen Gasunie Transport Services en Gasunie Deutschland. Voor deze omzetstroom stellen de Nederlandse en Duitse toezichthouders voor een meerjarige periode de toegestane inkomsten vast.

De tweede omzetstroom betreft de niet-gereguleerde en/of van regulering vrijgestelde diensten. Bij deze diensten worden de inkomsten bepaald door de markt op basis van vraag en aanbod en is over het algemeen sprake van een hogere volatiliteit in omzet ten opzichte van de gereguleerde diensten. De omzet uit hoofde van de niet-gereguleerde en/of van regulering vrijgestelde diensten wordt vrijwel volledig gegenereerd door het bedrijfsonderdeel Participations.

De omzet per operationele activiteit is als volgt:

In miljoenen euro's 2021 2020
     
Omzetgereguleerde diensten 1.223,3 1.222,8
Niet-gereguleerde en/of van regulering vrijgestelde diensten 163,0 149,4
     
Totaal netto-omzet 1.386,3 1.372,2

Informatie over producten en diensten

De omzet kan worden verdeeld in omzet uit hoofde van gastransport en aanverwante diensten en overige activiteiten. Onder gastransport en aanverwante diensten zijn zowel de omzet uit hoofde van gereguleerd gastransport als uit hoofde van niet-gereguleerd en/of van regulering vrijgesteld gastransport opgenomen. Onder overige activiteiten is mede begrepen de omzet uit hoofde van gasopslag en overige dienstverlening aan derden.

De onderverdeling is als volgt:

In miljoenen euro's   Netto-omzet
  2021 2020
     
Gastransport en aanverwante diensten 1.288,9 1.279,9
Overige activiteiten 97,4 92,3
     
Totaal netto-omzet 1.386,3 1.372,2

Geografische informatie

De omzet per geografisch gebied wordt bepaald op basis van het gebied waar de activiteiten plaatsvinden (binnen Nederland of daarbuiten). De onderverdeling van de omzet naar geografisch gebied is als volgt:  

In miljoenen euro's   Netto-omzet
  2021 2020
     
Nederland 1.021,6 1.006,7
Buiten Nederland 364,7 365,5
     
Totaal netto-omzet 1.386,3 1.372,2

Belangrijke cliënten

De vennootschap realiseerde in 2021 bij één client meer dan 10% van haar externe opbrengsten met betrekking tot het gastransport en de aanverwante diensten (2020: idem). Ultimo 2021 was geen sprake van betaalachterstanden door deze cliënt (ultimo 2020: idem). Voor een nadere toelichting op het kredietrisico wordt verwezen naar noot 24 ‘Financiële instrumenten’.

27. Personeelskosten

De personeelskosten zijn als volgt:

In miljoenen euro's 2021 2020
     
Salarissen 151,2 145,5
Sociale lasten 16,9 16,4
Pensioenkosten 30,2 29,0
     
Totaal personeelskosten 198,3 190,9

De stijging in de personeelskosten hangt met name samen met een toename van het aantal medewerkers. De nieuwe medewerkers zijn overwegend aangetrokken samenhangend met de activiteiten op het gebied van de energietransitie.   

De kosten van de toegezegde-bijdrageregelingen die verantwoord zijn in de winst-en-verliesrekening, bedragen € 26,5 miljoen (2020: € 24,9 miljoen). Voor de kosten van de toegezegd-pensioenregeling en het deel van de kosten dat rechtstreeks wordt verwerkt in het totaalresultaat, wordt verwezen naar noot 20 ‘Personeelsbeloningen’.

Bezoldiging van bestuurders en commissarissen van de vennootschap

De bezoldiging van de bestuurders van de vennootschap over 2021 is als volgt:

In euro's Salaris Variabele beloning Vaste en variabele beloning Beloning betaalbaar op termijn Sociale lasten Overige emolu-menten Totaal
               
2021              
Raad van Bestuur              
               
Dhr. J.J. Fennema, voorzitter 329.562 59.321 388.883 77.377 8.472 24.362 499.094
Mevr. J. Hermes 263.639 47.455 311.094 62.280 8.472 70 381.916
Dhr. U. Vermeulen 263.639 47.455 311.094 62.280 8.472 26.904 408.750
Dhr. B.J. Hoevers 263.639 47.455 311.094 62.280 8.472 14.475 396.321
               
Totaal voor boekjaar 2021 1.120.479 201.686 1.322.165 264.217 33.888 65.811 1.686.081

De variabele beloningen zijn gebaseerd op het bereiken van de afgesproken doelstellingen gedurende het verslagjaar, zoals nader toegelicht in het jaarverslag onder ‘Remuneratiebeleid raad van bestuur’.

De pensioenregeling voor de leden van de raad van bestuur is gelijk aan die voor andere medewerkers van Gasunie in Nederland.

De vergoedingen begrepen onder de post ‘Overige emolumenten’ zijn de uitkeringen van het flexibiliseringsbudget.

De bezoldiging van de bestuurders van de vennootschap over 2020 is als volgt:

In euro's Salaris Variabele beloning Vaste en variabele beloning Beloning betaalbaar op termijn Sociale lasten Overige emolu-menten Totaal
               
2020              
Raad van Bestuur              
               
Dhr. J.J. Fennema, voorzitter 327.271 55.636 382.907 76.817 7.995 24.194 491.913
Mevr. J. Hermes 232.546 40.448 272.994 55.125 7.995 372 336.486
Dhr. U. Vermeulen 261.806 44.507 306.313 61.825 7.995 26.717 402.850
Dhr. B.J. Hoevers 261.806 44.507 306.313 61.825 7.995 14.375 390.508
               
Totaal voor boekjaar 2020 1.083.429 185.098 1.268.527 255.592 31.980 65.658 1.621.757

De bezoldiging van de commissarissen van de vennootschap over 2021 is als volgt:

In euro's RvC AC BBC Premie Zvw Totaal
           
2021          
Raad van Commissarissen          
           
Dhr. P.J. Duisenberg , voorzitter 33.624 - 2.252 - 35.876
Dhr. D.J. van den Berg 24.664 - 2.252 1.885 28.801
Mevr. M.M. Jonk 22.416 - 2.252 - 24.668
Dhr. J. Meier * 7.472 1.870 - 654 9.996
Mevr. A.L.M. Mutsaers ** 1.868 - 188 - 2.056
Dhr. W.J.A.H. Schoeber 22.416 5.608 - 1.962 29.986
Dhr. A.S. Visser 22.416 5.608 - - 28.024
Mevr. C. Wielinga 22.416 5.608 - - 28.024
           
Totaal voor boekjaar 2021 157.292 18.694 6.944 4.501 187.431

De bezoldiging van de commissarissen van de vennootschap over 2020 is als volgt:

In euro's RvC AC BBC Premie Zvw Totaal
           
2020          
Raad van Commissarissen          
           
Dhr. P.J. Duisenberg , voorzitter* 30.606 1.392 1.677 - 33.675
Dhr. D.J. van den Berg 24.492 - 2.236 1.791 28.519
Mevr. M.M. Jonk 22.260 - 2.236 - 24.496
Dhr. W.J.A.H. Schoeber 22.260 5.568 - 1.865 29.693
Dhr. A.S. Visser 22.260 5.568 - - 27.828
Mevr. C. Wielinga 22.260 5.568 - - 27.828
Dhr. R. de Jong ** 7.705 - 516 - 8.221
           
Totaal voor boekjaar 2020 151.843 18.096 6.665 3.656 180.260

De bezoldiging van de leden van de raad van commissarissen (RvC) bestaan uit een basisvergoeding en een aanvullende vergoeding bij deelname in de Audit Commissie (AC) en/of Belonings- & selectie/benoemingscommissie (BBC). Onder het begrip bezoldiging vallen eveneens de in het kader van de Zorgverzekeringswet (Zvw) af te dragen premies.

28. Afschrijvingskosten

De afschrijvingskosten zijn als volgt:

In miljoenen euro's 2021 2020
     
Afschrijvingslasten 347,4 318,4
Boekresultaat desinvesteringen 0,5 8,9
     
Totaal afschrijvingen op materiële vaste activa 347,9 327,3

De afschrijvingskosten zijn in 2021 mede gestegen doordat in 2020 een gedeeltelijke terugname van een eerder verantwoorde bijzondere waardevermindering heeft plaatsgevonden.

Het boekresultaat desinvesteringen betreft het saldo van de opbrengstwaarde van de verkochte of overgedragen actieven minus de boekwaarde daarvan op het moment van de levering.

29. Overige kosten

De overige kosten zijn als volgt:

In miljoenen euro's 2021 2020
     
Kosten uitbesteed werk en andere externe kosten 182,7 170,2
Kosten van netbeheer 259,4 149,0
Overige bedrijfskosten 44,5 30,9
     
Totaal overige kosten 486,6 350,1

De kosten van netbeheer omvatten met name de inkoop van stikstofproductiecapaciteit en elektriciteit voor de productie van stikstof en voorts de kosten van elektriciteit en gas voor eigen gebruik ten behoeve van het gastransport en de gasopslag. De stijging in de kosten ten opzichte van 2020 is met name het gevolg van de hogere prijzen voor de inkoop van energie alsmede een lichte toename in het verbruik door een toegenomen inzet van middelen ten behoeve van het gastransport. Een nadere toelichting hierover is opgenomen in noot 1 ‘Significante aangelegenheden en gebeurtenissen in 2021’.

De overige kosten omvatten met name verzekeringskosten, overige materiële en personele kosten en incidentele kosten, waaronder de dotatie aan de voorziening voor opruimingskosten en saneringen en het saldo van de overige incidentele kosten en opbrengsten.

30. Financiële baten

De specificatie van de financiële baten is als volgt:

In miljoenen euro's 2021 2020
     
Rentebaten en soortgelijke baten voor instrumenten gewaardeerd op geamortiseerde kostprijs 1,6 2,8
Resultaten op vreemde valuta 0,7 -
     
Totaal financiële baten 2,3 2,8

De rentebaten en soortgelijke opbrengsten omvatten onder meer de rente op belastingaanslagen, (negatieve) rentes op opgenomen deposito’s en uitgegeven commercial paper met looptijden korter dan één jaar en ook de rentebaten op ontvangen security deposits (door klanten gestelde zekerheden, waarbij een negatieve rente van toepassing is).

31. Financiële lasten

De specificatie van de financiële lasten is als volgt:

In miljoenen euro's 2021 2020
     
Renlelasten op leningen gewaardeerd op geamortiseerde kostprijs 63,0 75,2
Rentelasten op leases 1,5 1,5
Rentelasten op contractverplichtingen 1,8 1,8
Resultaten op vreemde valuta 0,4 -
Overige financieringslasten voor instrumenten
gewaardeerd op geamortiseerde kostprijs
2,3 2,0
     
Totaal rente- en financieringslasten 69,0 80,5
Geactiveerde bouwrente -9,7 -9,9
     
Totaal financiële lasten 59,3 70,6

Van de rentelasten is in 2021 in totaal € 9,7 miljoen geactiveerd (2020: € 9,9 miljoen). Basis voor de activering vormt de gewogen gemiddelde rentevoet van de langlopende lening portefeuille van N.V. Nederlandse Gasunie.

De overige financieringslasten bestaan met name uit geamortiseerde transactiekosten en disagio op de langlopende leningen alsmede uit overige financieringskosten.

32. Belastingen

De specificatie van de belastinglast is als volgt:

In miljoenen euro’s 2021 2020
     
Belastinglast over het boekjaar 64,2 100,9
Belastinglast over voorgaande jaren 2,2 -8,5
Mutaties in uitgestelde belastingen 42,8 161,1
     
Totale belastinglast 109,2 253,5

Zowel in 2020 als in 2021 is de totale belastinglast aanzienlijk beïnvloed door de effecten van de aanpassingen van de tarieven voor de vennootschapsbelasting in Nederland. Voor een nadere toelichting op de wijziging in het tarief voor de vennootschapsbelasting wordt verwezen naar noot 10 ‘Uitgestelde belastingvorderingen’. Verder had het terugnemen van een in het verleden verantwoorde bijzondere waardevermindering significante gevolgen voor de uitgestelde belastinglast in 2020.

De effectieve belastingdruk is als volgt:

In procenten 2021 2020
     
Toepasselijk belastingtarief Nederland 25,0% 25,0%
     
Effect van belastingtarieven in andere landen 0,8% 0,6%
Aanpassingen uit voorgaande jaren 0,1% -0,5%
Effect tariefswijziging op de uitgestelde belastingen 3,3% 6,4%
Effect innovatiebox -0,4% -0,3%
Overige verschillen -2,8% -1,5%
     
Effectief tarief 26,0% 29,7%

De overige verschillen betreffen met name niet-belaste resultaten als gevolg van de toepassing van de deelnemingsvrijstelling in Nederland en Duitsland.

33. Aantal werknemers

De gemiddelde personeelsbezetting over 2021 bedraagt 1.581 fulltime-equivalenten, waarvan 246 buiten Nederland (2020: 1.518 fulltime-equivalenten, waarvan 243 buiten Nederland). De personeelsbezetting ultimo 2021 bedraagt 1.616 fulltime-equivalenten, waarvan 246 buiten Nederland (ultimo 2020: 1.558, waarvan 244 buiten Nederland).

Gedurende het jaar is de personeelsbezetting met name toegenomen als gevolg van een toename in de activiteiten inzake de energietransitie.

34. Verbonden partijen

Transacties in concernverband

De dienstverlening tussen Gasunie en haar groepsmaatschappijen en tussen groepsmaatschappijen onderling vindt plaats op zakelijke gronden (‘at arm’s length’). Dit geldt ook voor transacties met joint ventures, joint operations en geassocieerde en overige deelnemingen. Een volledige lijst met verbonden entiteiten is opgenomen in noot 55 ‘Overzicht groepsmaatschappijen en deelnemingen’. Meer informatie over intercompany diensten is opgenomen in noot 3 ‘Financiële informatie per segment’, noot 7 ‘Investeringen in joint ventures’ en noot 8 ‘Investeringen in geassocieerde deelnemingen’.

Transacties met bestuurders en commissarissen

De leden van de raad van bestuur kwalificeren als verbonden partij, omdat zij zeggenschap of invloed van betekenis op het financiële of operationele beleid van de vennootschap kunnen uitoefenen. Met de leden van de raad van bestuur hebben geen andere transacties plaatsgevonden dan de transacties ingevolge hun bezoldiging en eventuele werkelijke onkostendeclaraties. Dit geldt ook voor de leden van de raad van commissarissen. Voor een toelichting op de bezoldiging van de bestuurders en commissarissen wordt verwezen naar noot 27 ‘Personeelskosten’ van de geconsolideerde jaarrekening.

Overige transacties met verbonden partijen

GTS verleent gastransportdiensten aan haar klanten, waaronder GasTerra B.V. De enig aandeelhouder van de vennootschap, de Staat der Nederlanden, is ook 50% aandeelhouder van GasTerra. Hierdoor kan de Staat der Nederlanden, binnen de kaders van haar hoedanigheid als aandeelhouder, invloed van betekenis uitoefenen op het beleid van beide vennootschappen.

De diensten van GTS aan GasTerra worden uitgevoerd in overeenstemming met de bepalingen van de Gaswet. Vanwege deze wetgeving moet GTS alle marktpartijen non-discriminatoir behandelen en conform aanvraag zaken doen. De bij GasTerra in rekening gebrachte tarieven zijn vastgesteld door de Nederlandse toezichthouder (ACM). De ACM werkt onafhankelijk van GTS, GasTerra en de Staat der Nederlanden.

35. Honoraria externe accountant

De volgende honoraria met betrekking tot de controle van de geconsolideerde en vennootschappelijke jaarrekening zijn door PricewaterhouseCoopers Accountants N.V. (PwC Accountants N.V.) ten laste gebracht van de vennootschap, haar dochtermaatschappijen en andere maatschappijen die zij consolideert; een en ander zoals bedoeld in artikel 2:382a lid 1 en 2 BW.

In miljoenen euro's   Totaal PwC   Waarvan PwC Accountants N.V.
  2021 2020 2021 2020
         
Onderzoek van de jaarrekening 0,7 0,7 0,6 0,6
Andere controleopdrachten 0,3 0,3 0,3 0,3
Adviesdiensten op fiscaal terrein - - - -
Andere niet-controlediensten - - - -
         
Totaal honoraria externe accountant 1,0 1,0 0,9 0,9

36. Gebeurtenissen na de balansdatum

Volgend op de invasie van Oekraïne door Rusland in februari 2022, zijn diverse sanctiemaatregelen aangekondigd tegen Rusland en Belarus en tegen Russische en Belarussische bedrijven. Gasunie doet overeenkomstig Europese en nationale bepalingen inzake het gastransport zaken met Russische, Belarussische en Oekraïense bedrijven, waarbij de omvang van deze dienstverlening een substantieel deel van de gereguleerde netto-omzet beslaat en een beperkter deel van de niet-gereguleerde of van regulering vrijgestelde netto-omzet. Voorts neemt Gasunie deel in buitenlandse ondernemingen waar in voorkomende gevallen ook Russische bedrijven medeaandeelhouder zijn.

Gasunie conformeert zich aan de ingestelde sanctiemaatregelen. Gasunie heeft daarnaast alle non-operationele relaties en contacten met Russische en Belarussische bedrijven bevroren. Operationele contacten met Russische en Belarussische bedrijven zijn teruggebracht tot het minimumniveau dat noodzakelijk is voor faciliteren van de leveringszekerheid van Nederland en Europa via onze infrastructuur. Vanwege de grote maatschappelijke en economische consequenties voor de samenleving in Europa, volgt Gasunie hierin het kabinetsbeleid ten aanzien van gasimport uit Rusland.

Gasunie heeft vastgesteld dat de ingestelde sancties en de andere maatregelen geen nieuwe informatie geven over de feitelijke situatie op de balansdatum. Afhankelijk van de verdere ontwikkeling van het conflict en de duur en omvang van de sanctiemaatregelen en het beleid van Gasunie dienaangaande, kan de vennootschap zich op termijn geconfronteerd zien met nadelige financiële gevolgen. Dit doet zich bijvoorbeeld voor indien shippers uit de voornoemde landen dan wel andere indirect door de crisis geraakte shippers in gebreke blijven voor betalingen van de geboekte transportcapaciteit of wanneer de relevante marktrentes substantieel stijgen, waardoor de vaste activa aan bijzondere waardeverminderingen onderhevig kunnen zijn.

Er is geen sprake van andere belangrijke gebeurtenissen na de balansdatum die verwerkt of toegelicht moeten worden in de jaarrekening.

Volgend hoofdstuk: 12 Vennootschappelijke jaarrekening